Cover
ابدأ الآن مجانًا Les 4 - PB Verstandelijke beperkingen deel 2 - Anja (1).pptx
Summary
# Kenmerken van personen met een ernstige mentale beperking
Dit gedeelte geeft een overzicht van de motorische, cognitieve, communicatieve en sociaal-affectieve kenmerken van personen met een ernstige mentale beperking, inclusief hun leervermogen, behoefte aan structuur en communicatiehulpmiddelen.
### 1.1 Ernstige mentale beperking (IQ 20-39)
Personen met een ernstige tot zeer ernstige mentale beperking worden gekenmerkt door een significant vertraagde ontwikkeling die reeds vanaf het eerste levensjaar zichtbaar is. Er is beperkte vakliteratuur specifiek over deze subgroepen, waardoor vergelijkingen vaak gebaseerd zijn op algemene observaties.
#### 1.1.1 Motorische kenmerken
Er is een merkbare, ernstige motorische achterstand. Dit uit zich in problemen met basale motorische vaardigheden zoals omrollen, geluiden waarnemen, zich oprichten en zitten. Later vertonen zij vaak zwakke bewegingen of juist ongecontroleerde bewegingen. De grove motoriek, zoals het overwinnen van drempels, trappen lopen of opstaan uit een zetel, is aanzienlijk bemoeilijkt. De fijne motoriek is eveneens beperkt. Het evenwichtsgevoel is minder ontwikkeld, wat activiteiten als rennen, springen en fietsen bemoeilijkt. Fysische afwijkingen, zoals problemen met de rug of ledematen, zintuiglijke beperkingen, hormonale afwijkingen of spierafwijkingen, kunnen aanwezig zijn en bijdragen aan incontinentie. Deze groep heeft ook een verhoogde gevoeligheid voor gezondheidsproblemen zoals epilepsie en diabetes.
#### 1.1.2 Cognitieve kenmerken
Hun leefwereld is sterk gericht op het dagelijkse en concrete. Het opdoen van kennis en informatie verloopt moeizaam. Ze gedijen bij ritme en regelmaat en zijn gevoelig voor plotse veranderingen, wat kan leiden tot gedragsproblemen. Routine biedt hen rust en structuur. Ze leven voornamelijk in het "hier en nu" en zijn prikkelgevoelig. Een "filter" om prikkels te reguleren en afleiding is noodzakelijk, evenals voorspelbaarheid.
#### 1.1.3 Communicatieve kenmerken
De communicatie is beperkt. Zij kunnen beschikken over een woordenschat van één- tot tweewoordszinnen, een passief taalgebruik en het produceren van eenvoudige zinnen. Sommigen ontwikkelen geen taal en communiceren uitsluitend non-verbaal door middel van wegkijken, schokkende bewegingen, schommelen of mimiek. Communicatie is vaak gericht op hun eigen leefwereld en het "hier en nu". Echolalie en stereotiep taalgebruik, of het gebruik van eigen, begrepen woorden, komen voor. Hulpmiddelen zoals SMOG (Spreken-Muziek-Gebaard-Dans) en pictogrammen en foto's zijn nuttig.
> **Tip:** Observeer altijd de lichaamstaal en signalen die de persoon zelf uitzendt, aangezien zij hiermee belangrijke informatie communiceren.
#### 1.1.4 Sociaal-affectieve kenmerken
De focus ligt op bekende personen, wat voortkomt uit de behoefte aan voorspelbaarheid. Gerichtheid op peers of groepsgenoten is minder prominent; één-op-één begeleiding is vaak effectiever. Ze zijn gevoelig voor prikkels, wat zich kan uiten in probleemgedrag. Dit probleemgedrag is bijna altijd gerelateerd aan gebrekkige communicatie. Communicatieprogramma's, zoals Cocp, die in de jaren '80 en '90 werden ontwikkeld, richtten zich op het betrekken van het gehele netwerk om signalen te interpreteren.
> **Vuistregels voor communicatie en begeleiding:**
> * Observeer lichaamstaal en let op signalen die zij kennen.
> * Creëer kansen voor communicatieve interactie.
> * Neem voldoende tijd voor communicatie.
> * Wees bewust van de manier van communiceren.
> * Gebruik oogcontact en nabijheid.
> * Richt activiteiten op zintuiglijke waarneming (eenduidig).
> * Kies communicatievormen die de cliënt zelf kan gebruiken.
> * Gebruik korte en bondige boodschappen.
> * Maak gebruik van pictogrammen, tekeningen of miniatuur voorwerpen.
> * Stimuleer non-verbale communicatie door middel van expressieve lichaamshouding.
> * Structureer de omgeving.
> * Gebruik herhaling en wijs naar herkenning.
#### 1.1.5 Onderwijs en begeleiding
Deze personen vallen vaak onder type 2 onderwijs of OV1. Er is geen sprake van schoolse kennis of vaardigheden in de traditionele zin. Het onderwijs focust op vervangingsprogramma's, gericht op persoonlijke zelfredzaamheid. Regelmaat, gewoonten en rituelen zijn essentieel. Leren gebeurt door imitatie en herhaling, vaak via stappenplannen. Sociale bekrachtiging speelt een rol. Keuzemogelijkheden zijn beperkt. Zij zijn afhankelijk van een beschermd milieu en permanent toezicht, zoals in dagcentra en leefgroepen.
### 1.2 Zeer ernstige mentale beperking (IQ < 25)
Personen met een zeer ernstige mentale beperking vertonen afwijkend gedrag dat kort na de geboorte opvalt. De ontwikkeling staat vaak snel stil.
#### 1.2.1 Motorische kenmerken
Vaak zijn er meervoudige beperkingen aanwezig, waaronder slikproblemen, hart- en ademhalingsproblemen, zicht- en gehoorproblemen, geringe spiercontrole en epilepsie. Afwijkingen in de botstructuur en het gezicht kunnen voorkomen. De bewegingsmogelijkheden variëren van bedlegerigheid tot gebruik van zitschelpen. Zowel de fijne als de grove motoriek zijn beperkt; grijpen gebeurt vaak met de volle hand en wegduwen is mogelijk. Begeleiders dienen creatief te zijn in het stimuleren van deelname aan activiteiten.
#### 1.2.2 Cognitieve kenmerken
Er is meestal geen oriëntatie in tijd en ruimte. Rust, ritme, regelmaat en voorspelbaarheid zijn van cruciaal belang. De ontwikkelingsleeftijd blijft vaak beperkt tot maximaal 24 maanden, waarbij denken op senso-motorisch niveau plaatsvindt. Sensopathische gewaarwordingen, zoals aanrakingen, geluiden en de algehele sfeer, zijn belangrijk. Stereotiep gedrag, zoals wiegen, schommelen en flapperen met de handen, komt voor. Soms kunnen automutilatie, agressie, rumineren (het oprichten van voedsel uit de maag) of pica (het eten van niet-eetbare dingen) optreden.
> **Voorbeeld:** Een persoon die constant met zijn hoofd tegen de muur slaat, toont mogelijk automutilatie als een uiting van ongemak of frustratie die niet anders gecommuniceerd kan worden.
#### 1.2.3 Communicatieve kenmerken
Er is weinig tot geen gesproken taal. Er kan wel sprake zijn van passief taalbezit, dat herkend wordt door vertrouwde personen. Communicatie verloopt voornamelijk via lichamelijke uitingen die spanning of ontspanning aanduiden. De communicatie is sterk op zichzelf gericht.
#### 1.2.4 Onderwijs en begeleiding
Personen met een zeer ernstige mentale beperking gaan niet naar regulier onderwijs; zij hebben het statuut van niet-schoolgaanden en verblijven in dagopvang. De focus ligt op verzorging en medische begeleiding. Zelfredzaamheid en ADL-vaardigheden (Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen) worden ondersteund, inclusief voeding en baden. Er zijn verschillende niveaus van reactievermogen, waarop ingespeeld moet worden. Structurering van de omgeving, het ritme, de regelmaat en de personen rondom hen is essentieel. Lichamelijke benaderingen zoals snoezelen en basale stimulatie worden gebruikt om contact te leggen. Zij reageren vaak op geluiden, trillingen en muziek. Deze personen zijn levenslang zorgafhankelijk en behoeven continue zorg.
> **Tip:** Bij zeer ernstige mentale beperkingen is het observeren van subtiele signalen zoals kreunen, zuchten of een verandering in oogbewegingen cruciaal om hun welzijn en behoeften te peilen.
---
# Kenmerken van personen met een zeer ernstige mentale beperking
Personen met een zeer ernstige mentale beperking vertonen significante beperkingen in meerdere ontwikkelingsdomeinen, wat blijvende en intensieve ondersteuning gedurende hun leven vereist.
### 2.1 Algemene kenmerken
Personen met een zeer ernstige mentale beperking worden gekenmerkt door een IQ lager dan 25. Afwijkend gedrag wordt doorgaans kort na de geboorte zichtbaar en de ontwikkeling kan snel tot stilstand komen. Deze groep kent vaak meervoudige beperkingen.
### 2.2 Ontwikkelingsdomeinen
#### 2.2.1 Motoriek
De motorische ontwikkeling vertoont vaak beperkingen, waaronder slikproblemen, geringe spiercontrole en afwijkingen in botstructuur en gelaat. De bewegingsmogelijkheden variëren sterk, van bedlegerigheid tot het gebruik van zitschalen. Zowel de fijne als de grove motoriek zijn beperkt, wat bijvoorbeeld blijkt uit moeite met het grijpen met de volle hand of het wegduwen van objecten. Begeleiders dienen creatief te zijn in het faciliteren van deelname aan activiteiten. De reacties op aangename en onaangename situaties zijn vaak subtiel en vereisen nauwkeurige observatie van lichaamstaal, zoals zichten, rollende ogen, kreunen of roepen.
#### 2.2.2 Cognitief
De cognitieve ontwikkeling blijft beperkt tot een niveau dat maximaal overeenkomt met een ontwikkelingsleeftijd van 24 maanden, met een focus op senso-motorische waarneming. Er is geen oriëntatie in tijd en ruimte. Rust, ritme, regelmaat en voorspelbaarheid zijn van essentieel belang. Deze personen ervaren sensopathische gewaarwordingen via aanrakingen, geluiden en sfeer. Stereotiep gedrag zoals wiegen, schommelen en wapperen komt voor, evenals in sommige gevallen automutilatie, agressie, rumineren (het ophalen van voedsel uit de maag) en pica (het eten van niet-eetbare zaken).
#### 2.2.3 Communicatie
Communicatie is vaak beperkt tot weinig tot geen gesproken taal. Passief taalbezit, dat door vertrouwde personen herkend wordt, kan aanwezig zijn. De communicatie uit zich voornamelijk via lichamelijke uitingen die spanning of ontspanning aangeven. De communicatie is voornamelijk op zichzelf gericht.
#### 2.2.4 Sociaal-affectief
De sociale interactie is gericht op bekende personen en vertrouwde omgevingen, met een voorkeur voor één-op-één begeleiding boven interactie met peers. Gevoeligheid voor prikkels is kenmerkend. Probleemgedrag komt vaak voort uit gebrekkige communicatie.
### 2.3 Onderwijs en begeleiding
Personen met een zeer ernstige mentale beperking vallen doorgaans buiten het reguliere onderwijs en krijgen een statuut van niet-schoolgaanden. Zij ontvangen begeleiding in dagopvang, waar de focus ligt op verzorging, medische begeleiding en zelfredzaamheid op het gebied van Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL), zoals voeding en baden.
**Tip:** Het is cruciaal om te leren inspelen op de verschillende manieren waarop deze personen reageren, van weinig tot veel respons.
De begeleiding is sterk gericht op het structureren van de omgeving (ruimtelijk, ritme, regelmaat) en de interactie met personen. Lichamelijke benaderingen zoals snoezelen en basale stimulatie zijn belangrijk voor het leggen van contact. Gevoeligheid voor geluiden, trillingen en muziek wordt benut.
Personen met een zeer ernstige mentale beperking zijn levenslang zorgafhankelijk en vereisen permanente ondersteuning.
### 2.4 Ondersteunende methoden en hulpmiddelen
* **Communicatieprogramma's:** Programma's zoals Cocp (’80-’90) waarbij het hele netwerk van het kind betrokken wordt om signalen te interpreteren.
* **Observatie:** Aandacht voor lichaamstaal en signalen die de persoon zelf leert kennen.
* **Interactie stimuleren:** Kansen creëren voor communicatieve interactie en hiervoor tijd nemen.
* **Bewuste communicatie:** Omgaan met communicatie, oogcontact en nabijheid.
* **Zintuiglijke activiteiten:** Activiteiten gericht op zintuiglijke waarneming, die eenduidig zijn.
* **Communicatievormen:** Kiezen voor communicatievormen die de cliënt zelf kan gebruiken, zoals pictogrammen, tekeningen (miniatuur) en voorwerpen.
* **Korte en bondige boodschappen:** Duidelijke en directe communicatie.
* **Non-verbale communicatie:** Gebruik maken van expressieve lichaamshouding.
* **Structurering van de omgeving:** Zorgen voor een voorspelbare en gestructureerde omgeving.
* **Herhaling en wijzen:** Herhalen en wijzen naar herkenning.
* **Lichamelijke benadering:** Zoals snoezelen en basale stimulatie.
* **Geluids- en trillingsgevoeligheid:** Inspelen op gevoeligheid voor geluiden, trillingen en muziek.
**Voorbeeld:** Een persoon met een zeer ernstige mentale beperking die moeite heeft met het vasthouden van een penseel kan ondersteund worden door aan te wijzen waar nog kleur aangebracht kan worden tijdens het schilderen.
**Tip:** Het is essentieel om te beseffen dat probleemgedrag vaak een uiting is van onvermogen om te communiceren, en niet zozeer van kwade wil.
---
# Praktijkvoorbeelden en organisaties
Dit onderdeel presenteert praktijkvoorbeelden en verschillende organisaties die zorg en ondersteuning bieden aan personen met mentale beperkingen, inclusief filmpresentaties en hun werkzaamheden.
### 3.1 Personen met een ernstige tot zeer ernstige mentale beperking
#### 3.1.1 Personen met een ernstige mentale beperking (IQ 20-39)
Problemen in de ontwikkeling worden doorgaans zichtbaar vanaf het eerste levensjaar. Er is weinig gespecialiseerde vakliteratuur, waardoor vergelijkingen met subgroepen nuttig zijn.
##### Motoriek
* Ernstige tot zeer ernstige motorische achterstand is snel merkbaar (omrollen, reageren op geluiden, oprichten, zitten).
* Latere motoriek kenmerkt zich vaak door zwakte, bewegingsarmoede en ongecontroleerde bewegingen.
* Grove motoriek (bv. drempels over, trappen op, uit een stoel rechtstaan) en fijne motoriek zijn moeilijk.
* Evenwichtsgevoel is minder ontwikkeld, wat activiteiten als rennen, springen en fietsen bemoeilijkt.
* Fysische afwijkingen (rug, ledematen, zintuiglijke problemen, hormonale of spierafwijkingen) kunnen voorkomen, evenals incontinentie.
* Er is een verhoogde gevoeligheid voor gezondheidsproblemen zoals epilepsie en diabetes.
##### Cognitief
* De leefwereld is dagelijks en concreet.
* Leren en informatie opnemen verlopen moeizaam.
* Ritme en regelmaat zijn cruciaal; plotselinge veranderingen kunnen leiden tot gedragsproblemen.
* Routine biedt rust.
* De focus ligt op het hier en nu.
* Prikkelgevoeligheid vereist een "filter" en afleiding.
* Voorspelbaarheid is essentieel.
##### Communicatie
* Beperkte woordenschat (1-2 woordzinnen) en overwegend passief taalgebruik.
* Soms geen spraakontwikkeling, enkel non-verbale communicatie (wegkijken, schokkende bewegingen, schommelen, mimiek).
* Communicatie is gericht op de eigen leefwereld en het hier en nu.
* Echolalie en stereotiep taalgebruik of "eigen woorden" komen voor.
* Hulpmiddelen zoals SMOG (Sociaal-Medisch-Didactische Groepswerking) en pictogrammen/foto's worden ingezet.
##### Sociaal affectief
* Gericht op bekende personen; niet primair op peers of groepsgenoten.
* Sterke behoefte aan 1-op-1 begeleiding.
* Gevoelig voor prikkels.
* Probleemgedrag vloeit vrijwel altijd voort uit gebrekkige communicatie.
* Het communicatieprogramma Cocp (’80-’90) bracht het netwerk samen om signalen te interpreteren.
> **Tip:** Observeer lichaamstaal en let op signalen die u leert kennen. Schep kansen voor communicatieve interactie en neem er de tijd voor.
##### Onderwijs en begeleiding
* Vaak binnen type 2 onderwijs of OV1 (Onderwijs voor Zieke kinderen / Buurt- en wijkonderwijs).
* Geen focus op schoolse kennis of vaardigheden.
* Vervangingsprogramma's richten zich op persoonlijke zelfredzaamheid.
* Regelmaat, gewoonten en rituelen zijn belangrijk.
* Leren gebeurt door imitatie en herhaling via stappenplannen.
* Sociale bekrachtiging speelt een rol.
* Er is keuze uit een beperkt aantal mogelijkheden.
* Afhankelijkheid van een beschermd milieu en permanent toezicht (bv. dagcentra, leefgroepen).
#### 3.1.2 Personen met een zeer ernstige mentale beperking (IQ < 25)
Afwijkend gedrag wordt kort na de geboorte zichtbaar. De ontwikkeling stagneert snel. Vaak is er sprake van meervoudige beperkingen.
##### Motoriek
* Vaak voorkomen van slikproblemen, hart- en ademhalingsproblemen, zicht- en gehoorstoornissen, geringe spiercontrole en epilepsie.
* Afwijkingen in botstructuur en gezicht.
* Bewegingsmogelijkheden variëren van bedlegerig tot gebruik van zitschelpen.
* Fijne en grove motoriek zijn beperkt (bv. moeite met met volle hand grijpen of wegduwen).
* Creativiteit van de begeleider is vereist voor deelname aan activiteiten.
* Beperkte variatie tussen aangenaam en onaangenaam ervaren; nauwkeurig observeren van signalen (zuchten, ogen rollen, kreunen, roepen) is noodzakelijk.
##### Cognitief
* Geen oriëntatie in tijd en ruimte.
* Rust, ritme, regelmaat en voorspelbaarheid zijn van groot belang.
* Ontwikkelingsleeftijd varieert, maximaal tot 24 maanden.
* Denken is op senso-motorisch niveau.
* Sensopathische gewaarwordingen (aanrakingen, geluiden, sfeer) zijn centraal.
* Stereotiep gedrag zoals wiegen, schommelen en wapperen komt voor.
* Soms ook automutilatie, agressie, rumineren (ophalen van voedsel uit de maag) of pica (eten van niet-eetbare zaken).
##### Communicatie
* Weinige tot geen spraak.
* Passief taalbezit wordt herkend door vertrouwde personen.
* Communicatie verloopt via lichamelijke uitingen van spanning of ontspanning.
* Communicatie is voornamelijk op zichzelf gericht.
##### Onderwijs en begeleiding
* Geen plaats in het reguliere onderwijs (statuut niet-schoolgaanden), wel in dagopvang.
* Focus op verzorging en medische begeleiding.
* Ondersteuning bij zelfredzaamheid en ADL (Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen) zoals voeden en baden.
* Aanbod is afgestemd op de reactie van de persoon (van weinig tot veel reageren).
* Structurering van ruimte, ritme, regelmaat en personen is essentieel.
* Lichamelijke benaderingen zoals snoezelen en basale stimulatie worden gebruikt om contact te leggen.
* Gevoeligheid voor geluiden, trillingen en muziek.
* Levenslange zorg en afhankelijkheid (nursing) is vaak de realiteit.
### 3.2 Praktijkvoorbeelden uit Vlaanderen
#### 3.2.1 MFC OLO - Rotonde
Deze organisatie biedt ondersteuning en zorg. Er zijn filmpresentaties beschikbaar over hun nieuwbouwproject, snoezelen, dagbesteding, begeleid werk, zorgboerderij Meander en een bakkerijopleiding voor volwassenen met een mentale beperking.
#### 3.2.2 De Vijver vzw
Deze vzw biedt diverse vormen van ondersteuning, geïllustreerd door filmpresentaties over:
* **Voorstelling:** Een algemene introductie van de organisatie.
* **Glenn:** Een cliënt die deelneemt aan het dagcentrum.
* **Issam:** Diverse activiteiten waar hij aan deelneemt.
* **Andere Glenn (ASS):** Werkervaringen, mogelijk gericht op personen met autisme spectrum stoornis.
* **Jasmina:** Ouderschapsondersteuning.
* **Patrick:** Wonen binnen de organisatie.
* **Buurtwerking:** De kracht van verbinding en hoe de organisatie participeert in de buurt.
#### 3.2.3 Heder De Kade
Deze organisatie is actief op Facebook en biedt visuele informatie via foto's en een animatievoorstelling. Er is ook materiaal over Clown Peeke tijdens de coronaperiode.
#### 3.2.4 Orthoagogisch Centrum Cirkant in Aartrijke
Dit centrum vangt verschillende niveaus van mentale beperking op. Via een oefening wordt het niveau van de cliënt Jan geanalyseerd op basis van zijn gedrag en ontwikkelingsdomeinen. Jan participeert aan een activiteitencentrum en belevingsatelier, heeft epilepsie, geniet van muziek en schilderen, en gebruikt pictogrammen voor communicatie (bv. naar het toilet gaan). Hij kan ook zelfstandig dingen vragen via pictogrammen.
#### 3.2.5 Oefening: Sylvia
Een tweede oefening analyseert de situatie van Sylvia. Zij woont al 15 jaar in de organisatie, regelt haar ochtendritueel zelfstandig en is erg zelfredzaam bij de verzorging, hoewel bij haren wassen wat begeleiding nodig is. Ze helpt mee met winkelen, kent de Colruyt goed, kent verkopers bij naam en knuffelt hen. Ze gaat ook zelfstandig naar de bakker, leest getallen en kan met prenten bestellingen plaatsen. Tijdens de coronatijd had ze moeite met de gewijzigde routines, wat angst en onzekerheid veroorzaakte en leidde tot woede-uitbarstingen. Op basis van haar zelfredzaamheid, sociale interacties, geheugen voor getallen en plannen, en haar moeite met veranderingen, kan haar niveau van mentale beperking worden ingeschat.
---
# Oefeningen ter beoordeling van mentaal beperkingsniveau
Deze sectie bevat oefeningen waarbij de lezer wordt uitgedaagd om het niveau van mentale beperking van twee personen, Jan en Sylvia, te beoordelen op basis van hun gedrag en functioneren binnen verschillende ontwikkelingsdomeinen.
### 4.1 Persoon Jan
De beoordeling van Jan's niveau van mentale beperking wordt gebaseerd op de volgende observaties en gedragingen:
#### 4.1.1 Motorische vaardigheden
* Jan heeft moeite met het vasthouden van een penseel tijdens het schilderen, wat wijst op een beperking in de fijne motoriek.
* Hij houdt het schilderen op één blad slechts ongeveer een kwartier vol, wat een indicatie kan zijn van verminderde fysieke uithouding of concentratie.
#### 4.1.2 Cognitief en taalontwikkeling
* Jan heeft epilepsie, wat vaak gepaard gaat met cognitieve uitdagingen.
* Hij heeft behoefte aan verminderde prikkels, omdat te hevige prikkels problematisch kunnen zijn.
* Hij geniet van muziek en wiegt mee met de muziek terwijl hij onverstaanbare woorden zingt en de klanken van het lied nabootst. Dit duidt op een vorm van receptieve en expressieve communicatie, zij het beperkt.
* Hij wordt beschreven als iemand die "verdwijnt in z'n eigen wereldje", wat kan wijzen op een interne gedachtegang of moeite met externe interactie.
* Jan gebruikt een pictogrammenboekje om aan te geven wanneer hij naar het toilet moet. Hij duidt het juiste pictogram aan en bootst de klanken van het woord na.
* Hij bevestigt zijn behoeften met een duidelijke en luid uitgesproken "ja".
* Hij wordt gestimuleerd om via het pictogrammenboekje om koffie en een koek te vragen, wat een poging is om zijn communicatieve vaardigheden te bevorderen.
* Het vasthouden van het penseel en het aanbrengen van kleur op het blad wordt door begeleiders ondersteund, wat impliceert dat hij moeite heeft met zelfstandige uitvoering van deze taken.
#### 4.1.3 Sociaal affectief
* Jan's gedrag tijdens het luisteren naar muziek, waarbij hij in zijn eigen wereldje verdwijnt en lacht, kan geïnterpreteerd worden als een reactie op aangename prikkels, maar ook als een teken van sociale afstandelijkheid.
* Het gebruik van pictogrammen en het nabootsen van klanken wijst op een communicatiestijl die is aangepast aan zijn beperkingen.
#### 4.1.4 Begeleiding en onderwijs
* Jan neemt deel aan een activiteitencentrum en een belevingsatelier.
* Begeleiders houden hem in de gaten vanwege zijn gevoeligheid voor prikkels en zijn epilepsie.
* Hij heeft een pictogrammenboekje en wordt hierin ondersteund door begeleiders, wat duidt op een gestructureerde aanpak van zijn communicatiebehoeften.
* De begeleiding bij het schilderen door aan te duiden waar hij kleur kan aanbrengen, toont een vorm van instructie op een zeer concreet niveau.
* De duur van zijn deelname aan een activiteit (maximaal een kwartier op één blad) is beperkt, wat indicatief is voor zijn energieniveau of concentratievermogen.
**Conclusie voor Jan:** Op basis van de gedetailleerde observaties – de beperkingen in fijne motoriek, de nood aan gedempte prikkels, het gebruik van pictogrammen en het nabootsen van klanken, de ondersteuning bij activiteiten zoals schilderen, en zijn deelname aan een belevingsatelier – kan Jan worden ingeschaald binnen de categorie van een **ernstige mentale beperking**. Zijn cognitieve leeftijd lijkt te liggen op een niveau dat ondersteuning vereist voor basiszelfredzaamheid en communicatie, maar hij toont wel aanpassingsvermogen en genot van specifieke prikkels zoals muziek.
### 4.2 Persoon Sylvia
De beoordeling van Sylvia's niveau van mentale beperking wordt gebaseerd op de volgende observaties en gedragingen:
#### 4.2.1 Motorische vaardigheden
* Sylvia regelt haar ochtendritueel (wassen, haren wassen) grotendeels zelfstandig, met enige controle op de haren wassen, wat duidt op een redelijk ontwikkelde grove en fijne motoriek voor ADL-taken.
#### 4.2.2 Cognitief en taalontwikkeling
* Sylvia woont zelfstandig in een woning en regelt haar ochtendritueel zelfstandig.
* Ze helpt mee bij het winkelen en kent de indeling van de winkel (Colruyt) en de verkopers bij naam. Dit impliceert een goed geheugen en oriëntatie in haar directe leefomgeving.
* Ze kan getallen lezen en met behulp van prenten een bestelling maken, wat wijst op een functioneel lees- en rekenvermogen.
* Ze kent de weg naar de bakker "op haar duimpje", wat duidt op ruimtelijke oriëntatie en zelfstandige mobiliteit.
* Tijdens de coronatijd had ze moeite met veranderingen in haar routines, wat leidde tot angst en onzekerheid, en een woede-uitbarsting. Dit toont een sterke behoefte aan structuur en voorspelbaarheid, en een beperkt vermogen om met onverwachte situaties om te gaan.
* Haar interactie met verkopers (kennen bij naam, knuffelen) duidt op sociale interactie, hoewel deze mogelijk meer gericht is op bekende personen.
#### 4.2.3 Sociaal affectief
* Sylvia toont sociale interactie door verkopers bij naam te kennen en te knuffelen, wat wijst op een bereidheid tot contact met vertrouwde personen.
* Haar angst en onzekerheid tijdens de coronatijd en de daaruit voortvloeiende woede-uitbarsting wijzen op emotionele kwetsbaarheid en een beperkt vermogen tot emotieregulatie bij stress.
* Ze is in staat om initiatief te nemen voor sociale interactie (knuffelen verkopers).
#### 4.2.4 Begeleiding en onderwijs
* Sylvia woont in een eigen woning en regelt veel zelfstandig, wat duidt op een relatief hoge mate van zelfredzaamheid.
* Ze participeert actief in huishoudelijke en sociale activiteiten zoals winkelen en zelfstandig naar de bakker gaan.
* De begeleiding is gericht op het ondersteunen van haar zelfredzaamheid en het omgaan met haar emotionele reacties op verandering.
* De vermelding dat zij "al 15 jaar in onze woning woont" suggereert een langdurige ondersteuning vanuit een organisatie die gericht is op wonen en begeleiding.
**Conclusie voor Sylvia:** Sylvia's vermogen om zelfstandig haar ochtendritueel te regelen, boodschappen te doen met behulp van getallen en prenten, de weg te kennen, en sociale interactie aan te gaan, wijst op een functioning binnen de **lichte mentale beperking**. Hoewel ze moeite heeft met veranderingen en haar emoties kan uiten met woede, toont ze significante zelfredzaamheid en adaptieve vaardigheden in haar dagelijks leven. Ze functioneert op een niveau dat zelfstandig wonen met enige ondersteuning en participeren in de gemeenschap mogelijk maakt.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Mentale beperking | Een ontwikkelingsstoornis die gekenmerkt wordt door significante beperkingen in zowel intellectueel functioneren als adaptief gedrag, zich manifesterend vóór de leeftijd van 18 jaar. |
| Motorische vaardigheden | Dit omvat de vaardigheden die gerelateerd zijn aan beweging, zowel grove motoriek (zoals lopen, springen) als fijne motoriek (zoals grijpen, schrijven). Bij mensen met een mentale beperking kan er sprake zijn van een aanzienlijke achterstand of afwijking. |
| Cognitieve ontwikkeling | De ontwikkeling van denkprocessen, zoals probleemoplossing, geheugen, taal en redeneren. Bij personen met een mentale beperking is deze ontwikkeling vaak vertraagd of beperkt. |
| Taalontwikkeling | Het proces van verwerven en gebruiken van taal, zowel receptief (begrijpen) als expressief (spreken, schrijven). Bij ernstige mentale beperkingen kan de taalontwikkeling sterk afwezig of zeer beperkt zijn. |
| IQ (Intelligentiequotiënt) | Een score die verkregen wordt uit gestandaardiseerde tests en die bedoeld is om cognitieve capaciteiten te meten ten opzichte van de gemiddelde populatie. Lage IQ-scores zijn kenmerkend voor mentale beperkingen. |
| Grove motoriek | De motorische vaardigheden die grote spiergroepen gebruiken voor bewegingen zoals lopen, rennen, springen en gooien. |
| Fijne motoriek | De motorische vaardigheden die kleine spiergroepen gebruiken, voornamelijk in de handen en vingers, voor precieze bewegingen zoals schrijven, knippen en knopen dichtdoen. |
| Stereotiep gedrag | Repetitief, herhalend gedrag zonder duidelijk doel, zoals wiegen, schommelen of flapperen met de handen. Dit komt vaak voor bij mensen met mentale beperkingen of autismespectrumstoornissen. |
| Echolalie | Het herhalen van woorden, zinnen of geluiden die iemand anders heeft geuit, zonder deze te begrijpen of context te kunnen plaatsen. Dit kan een communicatiestijl zijn bij bepaalde ontwikkelingsstoornissen. |
| Pictogrammen | Visuele symbolen die een woord, idee of object vertegenwoordigen. Ze worden vaak gebruikt als communicatiemiddel voor personen met taal- of communicatieproblemen. |
| Smog | Een systeem van communicatie met behulp van gebaren en uitdrukkingsvolle lichaamstaal, vaak gebruikt in combinatie met andere methoden voor personen met beperkte verbale communicatie. |
| Sociaal affectief | Betrekking hebbend op de sociale interactie en emotionele ontwikkeling. Dit omvat het vermogen om emoties te begrijpen, te uiten en sociale relaties aan te gaan. |
| Peers | Leeftijdsgenoten of gelijkgestemden, personen binnen dezelfde sociale groep of leeftijdsfase. |
| Zelfredzaamheid (ADL) | De mate waarin een persoon zelfstandig in staat is dagelijkse levensactiviteiten (Activities of Daily Living), zoals eten, wassen en aankleden, uit te voeren zonder hulp van anderen. |
| Orthoagogisch Centrum | Een centrum dat gespecialiseerd is in orthopedagogiek, de wetenschap die zich bezighoudt met opvoeding en begeleiding van personen met leer-, gedrags- en ontwikkelingsproblemen. |
| Basale stimulatie | Een methodiek van zintuiglijke prikkeling die erop gericht is contact te maken met personen met ernstige beperkingen, door middel van aanraking, geluid en beweging. |
| Snoezelen | Een therapeutische activiteit waarbij zintuigen worden geprikkeld in een speciaal ingerichte ruimte, gericht op ontspanning en welzijn voor personen met diverse beperkingen. |
| Pica | Een eetstoornis die wordt gekenmerkt door het consumeren van niet-eetbare substanties zoals aarde, papier of plastic. |
| Rumineren | Het herhaaldelijk ophalen van voedsel uit de maag naar de mond om het opnieuw te kauwen en door te slikken, zonder dat dit gepaard gaat met misselijkheid of braken. |