Cover
ابدأ الآن مجانًا OPO Bewegingsopvoeding 1 - les 12.11.2025.pdf
Summary
# Het belang van beweging in het kleuteronderwijs
Beweging op jonge leeftijd is cruciaal voor levenslang leren en bevredigt de natuurlijke bewegingsdrang van het kind, wat het belang van vroege interventie in bewegingsopvoeding benadrukt [3](#page=3).
### 1.1 Doelen van bewegingsopvoeding in het kleuteronderwijs
Bewegingsopvoeding in het kleuteronderwijs heeft als doel de basis te leggen voor levenslang bewegen, fysiek fit blijven en preventieve gezondheidszorg. Kleuterleid(st)ers zetten hierop in door een breed aanbod te voorzien, kennis over te dragen en een goed voorbeeld te geven, terwijl ze ook kinderen en ouders stimuleren om actief te blijven. Dit komt mede voort uit de onderwijsdoelen voor lichamelijke opvoeding van de Vlaamse overheid [3](#page=3).
> **Tip:** Begrijpen waarom beweging zo belangrijk is op jonge leeftijd helpt bij het creëren van een effectieve en stimulerende leeromgeving.
> **Overtuiging:** De overtuiging is dat er zo vroeg mogelijk ingezet moet worden op bewegen om de ontwikkeling van het kind optimaal te ondersteunen [3](#page=3).
---
# Motorische ontwikkeling bij jonge kinderen
Dit gedeelte behandelt de fasen van motorische ontwikkeling, leerprocessen en theorieën, evenals de ontwikkeling van fundamentele en gespecialiseerde motorische vaardigheden bij jonge kinderen [4](#page=4).
### 2.1 Algemene principes van motorische ontwikkeling
Motorische ontwikkeling verloopt in drie fasen [4](#page=4):
* **Van binnen naar buiten:** Van de romp naar de uiteinden [4](#page=4).
* **Van hoofd naar voeten:** Van controle over het hoofd naar controle over armen en benen [4](#page=4).
* **Van grote naar kleine spieren:** Van de romp, armen en benen naar vingers en tenen [4](#page=4).
Hoewel er algemene ontwikkelingsstappen bestaan, is de motorische ontwikkeling individueel verschillend. Het is belangrijk om te begrijpen en te kunnen uitleggen waarom bepaalde motorische vaardigheden op een specifieke leeftijd al aanwezig kunnen zijn [4](#page=4).
### 2.2 Bewegingsvormen en leerprocessen
De motorische ontwikkeling omvat verschillende aspecten, waaronder motorische ontwikkeling, motorisch leren en motorische controle. Er zijn diverse theorieën over motorische ontwikkeling, zoals [4](#page=4):
* Stapsgewijze ontwikkeling via geheugensporen [4](#page=4).
* Ontwikkeling via schema's [4](#page=4).
* Ecologische theorie [4](#page=4).
* Dynamische systeemtheorie [4](#page=4).
Leren kan zowel impliciet als expliciet plaatsvinden. Voor een goed begrip dient men deze concepten te kunnen uitleggen, met eigen woorden, en te illustreren met voorbeelden, zowel op eigen niveau (praktijkles) als toegepast op kleuters [4](#page=4).
Bewegingsvormen kunnen worden onderverdeeld in verschillende categorieën, leidend tot de gespecialiseerde bewegingsfase:
* Sportvaardigheden [4](#page=4).
* Voorbereidingsspelen [4](#page=4).
* Motorische overgangsvaardigheden [4](#page=4).
* Spelen met een lage organisatiegraad [4](#page=4).
Deze fase wordt bereikt na het overschrijden van een bepaalde vaardigheidsdrempel, bovenop de fundamentele motorische vaardigheden die voortkomen uit rudimentaire bewegingen en reflexen [4](#page=4).
### 2.3 Ontwikkeling van kleine motoriek (fijne motoriek)
De Vlaamse onderwijsontwikkelingsdoelen leggen een focus op klein-motorische vaardigheden bij kleuters [6](#page=6):
* Kleuters tonen een toenemende bedrevenheid in het functioneel aanwenden van klein-motorische vaardigheden [6](#page=6).
* Kleuters kunnen klein-motorische vaardigheden in verschillende situaties voldoende nauwkeurig, gedoseerd en ontspannen uitvoeren [6](#page=6).
* Kleuters kunnen de functionele grepen gebruiken voor het hanteren van voorwerpen [6](#page=6).
De ontwikkeling van de kleine motoriek kan worden beschouwd op drie niveaus:
* **Hand:** Dit is het meest voor de hand liggende niveau [6](#page=6).
* **Voet:** De ontwikkeling van de voet is belangrijk voor evenwicht en zintuiglijke ontwikkeling [6](#page=6).
* **Mond:** Dit niveau krijgt momenteel geen specifieke aandacht in dit overzicht, en de expertise hiervoor ligt bij specialisten [6](#page=6).
Er worden vier ontwikkelingslijnen van klein motorisch bewegen geïdentificeerd [7](#page=7):
#### 2.3.1 Verfijning van de bewegingssturing
Dit betreft het steeds verfijnder sturen van motorische bewegingen van armen en handen, zonder dat grote spiergroepen onwillekeurig meebewegen. De bewegingen komen steeds meer vanuit de vingers, conform de proximo-distale sequentie [7](#page=7).
> **Tip:** Veel oefenen en prikkelen zonder te forceren is cruciaal voor motivatie en het voorkomen van compensaties [7](#page=7).
#### 2.3.2 Ontwikkeling van eenhandig grijpen naar opponeerbare duim
Dit refereert aan de mogelijkheid om objecten met één hand te grijpen en te manipuleren, mede dankzij de ontwikkeling van een opponeerbare duim [7](#page=7).
#### 2.3.3 Ontwikkeling intramanuele lateralisatie – taakverdeling tussen beide handen
Dit beschrijft de specialisatie en samenwerking tussen de twee handen bij het uitvoeren van taken. Er zijn verschillende stadia:
* **4 tot 6 maanden:** Bimanuele manipulatie rond de middenlijn [7](#page=7).
* **3 tot 4/6 jaar:** Een voorkeurshand wordt stabiel en is de dominante bewegende hand [7](#page=7).
* **4 tot 6 jaar:** De niet-voorkeurshand ondersteunt de taak [7](#page=7).
* **3 tot 6 jaar:** Beide handen leren samenwerken, waarbij elke hand een eigen specifieke taak uitvoert [7](#page=7).
> **Example:** Praktische voorbeelden van dynamische samenwerking tussen beide handen door oefening omvatten vouwopdrachten, knutselen met schroeven, spijkers, nagels, plankjes, touw en ducttape, constructies bouwen met Lego, weven, haken, knippen, en het snijden van groenten en fruit. Het is belangrijk om opdrachten te kiezen die het gebruik van beide handen stimuleren [7](#page=7).
#### 2.3.4 Ontwikkeling intermanuele lateralisatie – handmanipulatie
Dit omvat het leren samenwerken van de bewegingsfunctie van de hand aan de duimzijde met de steunfunctie van de hand aan de pinkzijde. Het is een verzamelnaam voor diverse bewegingen die een hand kan uitvoeren met een voorwerp [7](#page=7).
### 2.4 Fijne motoriek
De ontwikkeling van de fijne motoriek is een breed concept dat de verfijnde handelingen met de handen omvat [8](#page=8).
---
# Ontwikkeling van fijne motoriek bij kleuters
Dit onderwerp behandelt de voortgang van klein-motorische vaardigheden bij kleuters, inclusief de verschillende niveaus en specifieke ontwikkelingslijnen [6](#page=6).
### 3.1 Ontwikkelingsdoelen van het Vlaamse onderwijs
De Vlaamse onderwijsdoelen voor kleuters met betrekking tot fijne motoriek zijn gericht op toenemende bedrevenheid en nauwkeurigheid in het uitvoeren van deze vaardigheden. Concreet omvatten deze doelen [6](#page=6):
* Toenemende bedrevenheid in het functioneel aanwenden van klein-motorische vaardigheden [6](#page=6).
* Het voldoende nauwkeurig, gedoseerd en ontspannen kunnen uitvoeren van klein-motorische vaardigheden in diverse situaties [6](#page=6).
* Het kunnen gebruiken van functionele grepen voor het hanteren van voorwerpen [6](#page=6).
### 3.2 Niveaus van fijne motoriek
Fijne motoriek kan op drie niveaus worden onderscheiden [6](#page=6):
* **Hand:** Dit is het meest voor de hand liggende niveau en omvat alle vaardigheden die direct met de handen worden uitgevoerd [6](#page=6).
* **Voet:** De ontwikkeling van fijne motoriek met de voeten is van belang voor de ontwikkeling van evenwicht en zintuiglijke waarneming [6](#page=6).
* **Mond:** Dit niveau wordt in de tekst niet verder uitgewerkt en de aandacht hiervoor wordt overgelaten aan specialisten [6](#page=6).
### 3.3 Ontwikkelingslijnen van klein motorisch bewegen
Er zijn vier belangrijke ontwikkelingslijnen te onderscheiden met betrekking tot klein motorisch bewegen bij kleuters [7](#page=7):
#### 3.3.1 Verfijning van de bewegingssturing
Dit houdt in dat kinderen steeds verfijnder de motorische bewegingen van hun armen en handen leren sturen, zonder dat grote spiergroepen onwillekeurig mee bewegen. De ontwikkeling verloopt proximo-distaal, wat betekent dat de sturing zich verplaatst van de schouder en arm naar de vingers [7](#page=7).
> **Tip:** Het is belangrijk om kinderen veel te laten oefenen en prikkelen zonder te forceren. Een balans tussen motivatie en het voorkomen van compensatiestrategieën is cruciaal [7](#page=7).
#### 3.3.2 Ontwikkeling van eenhandig grijpen naar opponeerbare duim
Dit verwijst naar de ontwikkeling van de mogelijkheid om objecten met één hand vast te pakken, mede dankzij de ontwikkeling van een opponeerbare duim [7](#page=7).
#### 3.3.3 Ontwikkeling van intramanuele lateralisatie – taakverdeling tussen beide handen
Intramanuele lateralisatie beschrijft de ontwikkeling van de taakverdeling tussen beide handen. Dit proces kent verschillende fasen [7](#page=7):
* **4 tot 6 maand:** Kinderen beginnen met bimanueel (met beide handen) manipuleren op de middenlijn [7](#page=7).
* **3 tot 4/6 jaar:** De voorkeurshand wordt stabieler en fungeert als de bewegende hand, terwijl de andere hand ondersteunt [7](#page=7).
* **4 tot 6 jaar:** De niet-voorkeurshand neemt steeds meer een ondersteunende rol aan [7](#page=7).
* **3 tot 6 jaar:** Beide handen leren samenwerken, waarbij elke hand zijn eigen specifieke taak uitvoert [7](#page=7).
> **Example:** Praktische activiteiten die de dynamische samenwerking tussen beide handen stimuleren zijn vouwopdrachten, knutselen met kleine materialen zoals schroeven, spijkers, nagels, plankjes, touw en ductape, constructies bouwen met Lego, weven, haken, knippen en het snijden van groenten en fruit. Bij dergelijke opdrachten is het belangrijk aandacht te besteden aan het expliciet stimuleren van het gebruik van beide handen [7](#page=7).
#### 3.3.4 Ontwikkelen van intermanuele lateralisatie – handmanipulatie
Intermanuele lateralisatie betreft het leren samenwerken van de bewegingsfunctie van de hand aan de duimzijde en de steunfunctie van de hand aan de pinkzijde. Dit is een verzamelnaam voor diverse bewegingen die een hand kan uitvoeren bij het hanteren van een voorwerp [7](#page=7).
---
# Praktische oefeningen en reflectie voor fijne motoriek
Dit gedeelte belicht praktische oefeningen die gericht zijn op exploratie, risicobewustzijn en het leren tot rust komen, met specifieke voorbeelden uit het handboek 'Speelkriebels voor kleuters' [9](#page=9).
### 4.1 Exploreren met grote materialen
Het werken met grote materialen biedt diverse mogelijkheden voor de ontwikkeling van motorische vaardigheden en zelfbewustzijn. Het stimuleert de exploratie van de eigen capaciteiten en grenzen, evenals het bewustzijn van risico's in een speelomgeving [9](#page=9).
#### 4.1.1 Persoonlijke ervaring en ontdekkingsdrang
Centraal staat de reflectie op de eigen ervaring met deze materialen. Vragen die hierbij gesteld kunnen worden, zijn [9](#page=9):
* Welke ervaring heb ik met deze materialen [9](#page=9)?
* Waar ligt mijn grens in het ontdekken van niet gekende situaties [9](#page=9)?
* Ben ik een doelgerichte beweger [9](#page=9)?
#### 4.1.2 Sociale interactie en speelstijl
Naast de individuele exploratie, is er aandacht voor de sociale component van spel met grote materialen. De volgende reflectievragen zijn hierbij relevant [9](#page=9):
* Ga ik liefst alleen op ontdekking of speel ik vooral alleen [9](#page=9)?
* Zoek ik anderen op om samen speelplezier te ervaren of uit te leren [9](#page=9)?
* Kom ik tot een specifieke gerichte opdracht? Hoe ver reikte mijn ervaring [9](#page=9)?
#### 4.1.3 Risicobewustzijn en veiligheid
Het nemen van risico's, zowel voor zichzelf als voor anderen, is een belangrijk aspect van spel. Bewustwording van deze risico's en de aandacht die hieraan besteed wordt, zijn cruciaal [9](#page=9).
#### 4.1.4 Ergonomische principes
Bij het hanteren van grote en zware materialen is aandacht voor rugpreventie essentieel. Reflectie op de technieken voor het heffen, tillen, dragen en verplaatsen van deze materialen is daarom van belang [9](#page=9).
### 4.2 Opdrachten uit ‘Speelkriebels voor kleuters’ met focus op ‘tot rust komen’
Het handboek 'Speelkriebels voor kleuters' biedt specifieke opdrachten die gericht zijn op het bevorderen van rust en ontspanning. Twee voorbeelden hiervan zijn [9](#page=9):
* **Winterslaap van muis**: Deze opdracht kan gevonden worden op pagina 314 [9](#page=9).
* **Pizzamassage**: Deze activiteit is beschreven op pagina 316 [9](#page=9).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Bewegingsopvoeding | Het proces van onderwijs en training gericht op het verbeteren van lichamelijke vaardigheden, motorische ontwikkeling en gezondheid door middel van beweging en sport. |
| Motorische ontwikkeling | Het proces van fysieke veranderingen en groei dat leidt tot de verwerving van motorische vaardigheden, variërend van eenvoudige reflexen tot complexe bewegingen. |
| Levenslang leren | Het voortdurende proces van verwerven van kennis, vaardigheden en attitudes gedurende het gehele leven, zowel formeel als informeel, om te kunnen functioneren in een veranderende maatschappij. |
| Motorische drang | De aangeboren behoefte van een individu om te bewegen, te verkennen en fysieke activiteiten uit te voeren, wat essentieel is voor de ontwikkeling. |
| Fundamentele motorische vaardigheden | Basisbewegingen waarop complexere vaardigheden worden gebouwd, zoals lopen, rennen, springen, gooien en vangen. |
| Gespecialiseerde bewegingsfase | Een latere fase in de motorische ontwikkeling waarin fundamentele vaardigheden worden verfijnd en aangepast aan specifieke sporten of activiteiten. |
| Vaardigheidsdrempel | Het niveau van competentie dat nodig is om een bepaalde motorische vaardigheid succesvol te kunnen uitvoeren of een nieuwe vaardigheid te leren. |
| Klein motorisch bewegen (fijne motoriek) | De behendigheid en coördinatie van kleine spiergroepen, met name in de handen en vingers, wat essentieel is voor taken als schrijven, knippen en objecten manipuleren. |
| Verfijning van de bewegingssturing | Het proces waarbij motorische bewegingen preciezer, gecontroleerder en efficiënter worden door betere coördinatie van spieractiviteit, met name bij fijne motoriek. |
| Opponeerbare duim | De mogelijkheid om de duim tegenover de andere vingers te plaatsen, wat cruciaal is voor grijpen en het manipuleren van objecten. |
| Intramanuele lateralisatie | De ontwikkeling van taakverdeling en samenwerking tussen de twee handen tijdens het uitvoeren van een activiteit, waarbij één hand vaak een dominante rol speelt. |
| Intermanuele lateralisatie | De samenwerking tussen de twee handen in hun bewegingsfuncties, waarbij de ene hand de beweging uitvoert en de andere hand ondersteuning biedt of stabiliseert. |
| Manipuleren | Het behendig hanteren en bewerken van voorwerpen met de handen. |