Cover
ابدأ الآن مجانًا AJ2526 GR HRS HRM3 Deel 2 Arbeidsmarkt en Samenleving (2).pptx
Summary
# Inleiding tot economie en de arbeidsmarkt
Dit deel introduceert de kernconcepten van economie, zoals behoeften, schaarste en productiefactoren, en schetst de structuur en dynamiek van de arbeidsmarkt, inclusief vraag en aanbod.
### 1.1 De economie: duiding en principes
Economie kan worden benaderd vanuit het perspectief van materiële rijkdom en economische groei, maar in essentie draait het om de bevrediging van menselijke behoeften. Welvaart neemt toe naarmate meer behoeften van meer mensen worden vervuld. Alle economische transacties zijn vormen van ruil, zoals geld voor goederen of diensten, of arbeid voor geld.
#### 1.1.1 Schaarste en keuzeproblemen
Economie bestudeert ook schaarsteproblemen. Omdat middelen beperkt zijn, worden gezinnen, bedrijven en overheden geconfronteerd met keuzeproblemen over hoe deze schaarse middelen het best verdeeld kunnen worden om de economische welvaart te behouden of te vergroten. Economie analyseert dus de verdeling van schaarse middelen.
#### 1.1.2 Behoeften
Behoeften vormen de drijfveer voor economische activiteit. Deze kunnen worden onderverdeeld in:
* **Primaire behoeften:** Levensnoodzakelijk, zoals voedsel, kleding en onderdak.
* **Secundaire behoeften:** Niet-levensnoodzakelijk, waaraan pas wordt voldaan wanneer primaire behoeften vervuld zijn en er nog middelen overblijven.
Behoeften zijn vaak immaterieel; materiële zaken zijn slechts instrumenten om aan deze behoeften te voldoen.
#### 1.1.3 Productiefactoren
Om aan behoeften te voldoen, zijn goederen en diensten nodig. De productie hiervan vereist productiefactoren. Er worden drie hoofdproductiefactoren onderscheiden:
* **Arbeid:** Werk dat door mensen wordt verricht.
* **Kapitaal:** Geld dat wordt geïnvesteerd in middelen zoals machines.
* **Milieu:** Grondstoffen en reeds bewerkte intermediaire goederen.
Deze productiefactoren vormen de inputs voor het productieproces, dat leidt tot outputs in de vorm van goederen en diensten.
#### 1.1.4 Prijs, vraag en aanbod
De productiefactoren worden gevraagd op een markt, waarvoor betaald wordt met geld. Dit resulteert in een prijs. De interactie tussen prijs, vraag en aanbod bepaalt de prijsschommelingen voor productiefactoren zoals arbeid en kapitaal.
* **Vraag:** De bereidheid en mogelijkheid van consumenten om goederen of diensten te kopen tegen een bepaalde prijs.
* **Aanbod:** De bereidheid en mogelijkheid van producenten om goederen of diensten aan te bieden tegen een bepaalde prijs.
#### 1.1.5 De economische kringloop
De economie kan worden voorgesteld als een kringloop waarin verschillende huishoudingen met elkaar interageren:
* **Gezinnen:** Consumeren goederen en diensten, en stellen productiefactoren (arbeid, kapitaal) ter beschikking aan bedrijven.
* **Bedrijven:** Produceren goederen en diensten door productiefactoren te combineren.
* **Overheid:** Zorgt voor regelgeving, levert collectieve goederen (infrastructuur, rechtspraak, onderwijs) en herverdeelt middelen via belastingen en uitkeringen.
### 1.2 De arbeidsmarkt: duiding en principes
De arbeidsmarkt is de markt waar vraag naar en aanbod van arbeid samenkomen.
#### 1.2.1 Het arbeidsbestel
Het arbeidsbestel wordt beïnvloed door diverse factoren:
* **Vraag naar arbeid (door werkgevers):** Afhankelijk van economische groei of crisis, demografische en politieke ontwikkelingen, technologische innovaties, en maatschappelijke keuzes met betrekking tot de welvaartsstaat.
* **Aanbod van arbeid (door werknemers):** Bepaald door de afweging tussen vrije tijd en inkomen.
#### 1.2.2 Arbeidsverhouding
Binnen het arbeidsbestel bestaat een arbeidsverhouding, die gekenmerkt wordt door:
* Een arbeidsrelatie.
* Een ruilrelatie (arbeid tegen loon).
* Samenwerking.
* Een gezagsrelatie.
Werk dat naast een gebruikswaarde ook een ruilwaarde heeft, wordt beschouwd als betaalde arbeid op de arbeidsmarkt.
#### 1.2.3 Bevolking op arbeidsleeftijd en beroepsbevolking
* **Bevolking op arbeidsleeftijd:** De totale bevolking min jongeren onder de 15 jaar en ouderen boven de 67 jaar.
* **Inactieven:** Personen binnen de bevolking op arbeidsleeftijd die niet actief zijn op de arbeidsmarkt (studenten, huishoudelijke taken, langdurig zieken).
* **Beroepsbevolking:** Werkenden en werkzoekenden. Dit zijn degenen die actief zijn op de arbeidsmarkt.
#### 1.2.4 Arbeidsmarktcijfers
Diverse statistieken geven inzicht in de toestand van de arbeidsmarkt:
* **Activiteitsgraad:** De verhouding tussen de beroepsbevolking en de bevolking op arbeidsleeftijd. Dit meet het participatiepercentage op de arbeidsmarkt.
$$ \text{Activiteitsgraad} = \frac{\text{Beroepsbevolking}}{\text{Bevolking op arbeidsleeftijd}} $$
* **Werkgelegenheidsgraad (of werkzaamheidsgraad):** De verhouding tussen het aantal werkenden en de bevolking op arbeidsleeftijd. Dit geeft aan welk deel van de bevolking op arbeidsleeftijd effectief aan het werk is.
$$ \text{Werkgelegenheidsgraad} = \frac{\text{Werkenden}}{\text{Bevolking op arbeidsleeftijd}} $$
* **Werkloosheidsgraad:** De verhouding tussen het aantal werkzoekenden en de beroepsbevolking. Dit geeft aan welk deel van de actieve beroepsbevolking geen werk heeft.
$$ \text{Werkloosheidsgraad} = \frac{\text{Werkzoekenden}}{\text{Beroepsbevolking}} $$
#### 1.2.5 Structuur en evolutie van de arbeidsmarkt
De arbeidsmarkt heeft de afgelopen decennia significante veranderingen ondergaan:
* **Statuut:** De verhouding tussen zelfstandigen, werknemers en ambtenaren is geëvolueerd.
* **Scolarisering:** Het opleidingsniveau van de bevolking is gestegen, met een direct verband tussen opleidingsniveau, tewerkstellingskansen en inkomen.
* **Feminisering:** De participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt is toegenomen, mede door hogere scholing en veranderende maatschappelijke rollen.
* **Tertiarisering:** Een verschuiving van de agrarische en industriële sector naar de dienstensector, gedreven door welvaartsstijging, vergrijzing en de uitbouw van de verzorgingsstaat.
* **Etatisering:** Een toename van tewerkstelling in de overheidsdienst, gevolgd door een terugdringing ervan door overheidsbesparingen.
* **Veroudering:** Een significante vergrijzing van de arbeidsmarkt, met een stijgende gemiddelde leeftijd van werkenden.
#### 1.2.6 Werkloosheid en gevolgen
Werkloosheid treedt op wanneer iemand beschikbaar is voor de arbeidsmarkt, geen werk heeft, maar wel actief op zoek is. Gevolgen hiervan zijn inkomensverlies en een verhoogd armoederisico.
#### 1.2.7 Risicogroepen op de arbeidsmarkt
Bepaalde groepen lopen een verhoogd risico op werkloosheid:
* **Jongeren:** Vooral diegenen zonder diploma of ervaring.
* **Mensen met een arbeidshandicap:** Door onderschatting van hun mogelijkheden.
* **Oudere werknemers:** Vaak geconfronteerd met vooroordelen.
* **Personen van vreemde origine:** Kunnen te maken krijgen met discriminatie en vooroordelen.
* **Laaggeschoolden:** De meest kwetsbare groep.
#### 1.2.8 De werkloosheidsval
De werkloosheidsval is een fenomeen waarbij het voor bepaalde personen economisch minder aantrekkelijk is om uit de werkloosheid te treden, door de impact van sociale zekerheid en belastingen. Dit kan voorkomen in een welvaartsstaat met hoge uitkeringen en een relatief hoge fiscale druk op arbeid.
#### 1.2.9 Arbeidsmarktbeleid door de overheid
De overheid tracht problemen op de arbeidsmarkt aan te pakken via verschillende instrumenten, vaak gericht op het stimuleren van de vraag naar arbeid of het verhogen van het aanbod. Maatregelen omvatten:
* **Scholing en bijscholing:** Bevorderen van opleidingen en levenslang leren.
* **Plaatsingsbevorderende maatregelen:** Subsidies of loonvoordelen voor werkgevers.
* **Optimaal werkgelegenheidsbeleid:** Verbeteren van de kwaliteit van arbeid.
* **Employability:** Het vergroten van de inzetbaarheid van werknemers door begeleiding en extra opleiding.
* **Controles en sancties:** Het controleren van werkzoekenden en het opleggen van sancties bij niet-naleving.
#### 1.2.10 De rol van VDAB
De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) speelt een cruciale rol door:
* Het verstrekken van informatie over vacatures.
* Het bijhouden van statistieken om trends te signaleren en de overheid te adviseren.
* Het organiseren van sollicitatietrainingen.
* Het aanbieden van beroepsopleidingen, met name voor knelpuntberoepen (beroepen waarvoor een tekort is aan arbeidskrachten).
* Het stimuleren van bijscholing en opleiding, bijvoorbeeld via opleidingscheques.
> **Tip:** Begrijp de samenhang tussen de verschillende economische principes (behoeften, schaarste, productiefactoren, prijs, vraag en aanbod) en hoe deze de arbeidsmarkt beïnvloeden. De rol van de overheid en instanties zoals VDAB is cruciaal voor het managen van de arbeidsmarkt.
---
# Structuur, evolutie en werkloosheid op de arbeidsmarkt
Dit gedeelte behandelt de structuur, historische evoluties en het fenomeen van werkloosheid op de arbeidsmarkt.
## 2. Structuur, evolutie en werkloosheid op de arbeidsmarkt
### 2.1 De arbeidsmarkt: een duiding en principes
De arbeidsmarkt is een conceptuele markt waar werkzoekenden en werkgevers elkaar ontmoeten. Naast een gebruikswaarde kan werk ook een ruilwaarde hebben, wat de basis vormt van betaalde arbeid.
#### 2.1.1 Het arbeidsbestel
Het arbeidsbestel wordt beïnvloed door verschillende factoren:
* **Vraag naar arbeid:** Deze wordt bepaald door economische groei of crisis, demografische en politieke ontwikkelingen, technologische innovaties en maatschappelijke keuzes rond de welvaartsstaat.
* **Aanbod van arbeid:** Dit hangt af van de beslissingen van individuen om vrije tijd versus inkomen te prioriteren.
Binnen dit bestel bestaat een arbeidsverhouding uit een arbeidsrelatie, ruilrelatie, samenwerking en gezagsrelatie.
#### 2.1.2 Begrippen op de arbeidsmarkt
Om de arbeidsmarkt te analyseren, worden verschillende kernbegrippen gehanteerd:
* **Bevolking op arbeidsleeftijd:** Dit is de totale bevolking minus personen jonger dan 15 jaar en ouder dan 67 jaar.
* **Inactieven:** Personen binnen de bevolking op arbeidsleeftijd die niet actief zijn op de arbeidsmarkt (bv. studenten, huisvrouwen/mannen, zieken).
* **Beroepsbevolking:** De actieve groep op de arbeidsmarkt, bestaande uit werkenden en werkzoekenden.
Belangrijke kengetallen zijn:
* **Activiteitsgraad:** Verhouding tussen de beroepsbevolking en de bevolking op arbeidsleeftijd. Dit geeft het deel van de bevolking op arbeidsleeftijd weer dat participeert op de arbeidsmarkt.
$$ \text{Activiteitsgraad} = \frac{\text{Beroepsbevolking}}{\text{Bevolking op arbeidsleeftijd}} \times 100\% $$
* **Werkgelegenheidsgraad (of werkzaamheidsgraad):** Verhouding tussen werkenden en de bevolking op arbeidsleeftijd. Dit geeft het deel van de bevolking op arbeidsleeftijd weer dat effectief aan de slag is.
$$ \text{Werkgelegenheidsgraad} = \frac{\text{Werkenden}}{\text{Bevolking op arbeidsleeftijd}} \times 100\% $$
* **Werkloosheidsgraad:** Verhouding tussen werkzoekenden en de beroepsbevolking. Dit geeft het deel van de actieve beroepsbevolking weer dat geen werk heeft.
$$ \text{Werkloosheidsgraad} = \frac{\text{Werkzoekenden}}{\text{Beroepsbevolking}} \times 100\% $$
### 2.2 Structuur en evolutie van de arbeidsmarkt
De arbeidsmarkt heeft de afgelopen 50 à 60 jaar significante veranderingen gekend:
* **Verandering in statuut:** De verhouding tussen zelfstandigen, werknemers en ambtenaren is gewijzigd. Het aantal zelfstandigen is gedaald (met minder mannen in de landbouw), terwijl het aantal arbeiders en bedienden is toegenomen.
* **Verhoogde scholing:** Het opleidingsniveau van de bevolking is sterk gestegen, waarbij vrouwen nu vaak een hoger opleidingsniveau hebben dan mannen. Er is een verband tussen opleidingsniveau, tewerkstellingskansen, loon en sociaal aanzien, hoewel de kloof tussen laag- en hooggeschoolden is verminderd.
* **Feminisering:** De participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt is geleidelijk toegenomen, mede door toegenomen scholing, een veranderende visie op de maatschappelijke rol van de vrouw en een daling van het aantal kinderen per gezin. Dit heeft geleid tot een tweeverdienersmodel, maar ook tot nieuwe uitdagingen rond de combinatie van arbeid en gezin. Vrouwen werken ook vaker in sectoren zoals de zorg en het onderwijs.
* **Tertiarisering:** De arbeidsmarkt is geëvolueerd van een agrarische naar een industriële economie (19e eeuw), en na de Tweede Wereldoorlog is er een sterke groei van de dienstensector geweest. Dit wordt gedreven door een toegenomen behoefte aan diensten, de uitbouw van de verzorgingsstaat, welvaartstoename en vergrijzing.
* **Etatisering:** Na de Tweede Wereldoorlog tot de jaren '70 was er een toename van tewerkstelling in de overheidsdienst, onderwijs en de dienstensector. Na de crisis van de jaren '70 is de rol van de overheid teruggedrongen door overheidsbesparingen.
* **Veroudering:** De laatste jaren is er een sterke en snelle vergrijzing van de arbeidsmarkt. De gemiddelde leeftijd van werkenden neemt toe, mede door de babyboomgeneratie en een afname in het aantal geboorten in latere generaties. De groep tussen 45 en 65 jaar groeit daardoor.
**De toekomst:** Verdere digitalisering en kunstmatige intelligentie zullen de arbeidsmarkt blijvend veranderen, met mogelijke impact op jobcreatie en -vernietiging.
### 2.3 Werkloosheid
#### 2.3.1 Definitie en gevolgen
Werkloosheid treedt op wanneer iemand beschikbaar is voor de arbeidsmarkt, geen werk heeft en actief op zoek is naar een job. Mensen die niet actief zoeken of niet beschikbaar zijn, worden als inactief beschouwd.
**Gevolgen van werkloosheid:**
* Verlies van inkomen.
* Verhoogd armoederisico.
#### 2.3.2 Risicogroepen op de arbeidsmarkt
Bepaalde groepen lopen een verhoogd risico op werkloosheid:
* **Jongeren:** Vooral jongeren zonder diploma zijn kwetsbaar door een gebrek aan ervaring en kwalificaties.
* **Mensen met een arbeidshandicap:** Beperkingen worden soms te zwaar ingeschat, waardoor hun potentieel niet wordt benut, zelfs met mogelijke aanpassingen.
* **Oudere werknemers:** Kampen met vooroordelen op de arbeidsmarkt.
* **Personen van vreemde origine of met een andere huidskleur:** Worden geconfronteerd met racisme en vooroordelen, en soms ook met uitdagingen rond taal- en opleidingsniveau.
* **Laaggeschoolden:** Dit is de meest kwetsbare groep op de arbeidsmarkt.
**Tip:** Een combinatie van deze risicofactoren kan de kwetsbaarheid aanzienlijk vergroten.
#### 2.3.3 De werkloosheidsval
De werkloosheidsval is een fenomeen waarbij het voor bepaalde personen economisch niet aantrekkelijk is om uit de werkloosheid te treden. Dit komt door de combinatie van sociale zekerheidsuitkeringen, belastingen en andere heffingen op arbeid. In een sociale welvaartsstaat met hoge uitkeringen en een relatief hoge fiscale druk op arbeid kan deze situatie zich voordoen.
> **Voorbeeld:** Iemand ontvangt een werkloosheidsuitkering die, na aftrek van belastingen en kosten voor kinderopvang, nauwelijks lager is dan het nettoloon dat verdiend zou worden met een nieuwe job. Dit kan een ontmoediging zijn om te gaan werken.
### 2.4 Arbeidsmarktbeleid door de overheid
De overheid speelt een cruciale rol bij het aanpakken van problemen op de arbeidsmarkt, onder meer via het concept van de 'actieve welvaartsstaat'. Dit beleid richt zich niet alleen op het beschermen van inkomens, maar ook op het actief helpen (en stimuleren) van mensen om werk te vinden.
De overheid kan op twee fronten ingrijpen:
1. **Aanbod verhogen:** Mensen aanmoedigen of dwingen om zich aan te bieden op de arbeidsmarkt en werk te zoeken.
2. **Vraag stimuleren:** De vraag naar arbeidskrachten aanmoedigen door middel van een tewerkstellingsbeleid en het creëren van meer jobs.
#### 2.4.1 Maatregelen gericht op het aanbod
De laatste decennia is de aandacht meer verschoven naar maatregelen die gericht zijn op het aanbod van arbeid. Enkele voorbeelden hiervan zijn:
* **Scholing en opleiding:** Van regulier onderwijs tot bijscholing en specifieke beroepsopleidingen (bv. Individuele Beroepsopleiding - IBO) voor knelpuntberoepen.
* **Plaatsingsbevorderende maatregelen:** Zoals subsidies en loonstimulansen voor werkgevers.
* **Optimale tewerkstellingsmaatregelen:** Gericht op het verbeteren van de kwaliteit van arbeid.
* **Inzetbaarheid en employability:** Het verhogen van de aanpasbaarheid en vaardigheden van werknemers door bijscholing en extra begeleiding.
* **Sancties:** Controle op werkzoekenden en het opleggen van sancties bij onvoldoende medewerking (bv. intrekking van uitkering).
#### 2.4.2 De rol van de VDAB
De Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) speelt een centrale rol in het arbeidsmarktbeleid. De kerntaken omvatten:
* **Informatievoorziening:** Bezorgen van informatie over vacatures aan werkzoekenden.
* **Statistieken en trends:** Bijhouden van arbeidsmarktstatistieken om trends te identificeren en de overheid te adviseren.
* **Sollicitatietraining:** Begeleiding bieden bij het sollicitatieproces.
* **Beroepsopleidingen:** Aanbieden van opleidingen, met name voor knelpuntberoepen.
* **Stimuleren van bijscholing:** Promoten van opleidingen en het aanbieden van opleidingscheques.
* **Bemiddeling en begeleiding:** Assisteren bij het vinden van werk en het verhogen van de inzetbaarheid.
---
# Overheidsbeleid op de arbeidsmarkt en de rol van VDAB
Hieronder volgt een uitgebreide samenvatting over overheidsbeleid op de arbeidsmarkt en de rol van VDAB, gebaseerd op de verstrekte documentatie.
## 3. Overheidsbeleid op de arbeidsmarkt en de rol van VDAB
Dit onderdeel belicht het overheidsbeleid ten aanzien van de arbeidsmarkt, met aandacht voor de actieve welvaartsstaat, strategieën om de vraag en aanbod op de arbeidsmarkt te stimuleren, het concept van employability en de specifieke taken en rol van de VDAB.
### 3.1 De economie: duiding en principes
Economie kan worden gedefinieerd als de wetenschap die het menselijk streven naar welvaart bestudeert, gericht op de bevrediging van behoeften. Economische transacties zijn in essentie ruilhandelingen (geld tegen goederen, arbeid tegen geld, etc.). Economie richt zich ook op schaarsteproblemen, aangezien middelen beperkt zijn en gezinnen, bedrijven en overheden constant keuzes moeten maken over hoe deze schaarse middelen te verdelen.
**Behoeften en welvaart:**
Welvaart stijgt naarmate meer behoeften van meer mensen worden vervuld. Men onderscheidt:
* **Primaire behoeften:** Levensnoodzakelijk (voedsel, kleding, onderdak, water).
* **Secundaire behoeften:** Niet levensnoodzakelijk, die vervuld worden wanneer er financiële ruimte is.
Behoeften zijn vaak immaterieel; materiële zaken zijn slechts instrumenten om aan deze behoeften te voldoen.
**Productiefactoren:**
Om goederen en diensten te produceren, zijn drie productiefactoren nodig:
1. **Arbeid:** Het menselijke werk.
2. **Kapitaal:** Financiële middelen en investeringen (bv. machines).
3. **Milieu:** Grondstoffen of reeds bewerkte producten (intermediair product).
Deze productiefactoren zijn inputs in een productieproces (throughput) dat leidt tot output in de vorm van goederen en diensten. De "vraag" naar deze productiefactoren op een markt leidt tot een "aanbod" waarvoor betaald wordt met "geld", wat de "prijs" bepaalt. Sommige middelen zijn overvloedig of vervangbaar, andere zijn schaars, aanvullend of kunnen individueel of collectief worden gebruikt.
**Economische kringloop:**
De economie kan worden voorgesteld als een kringloop waarbij verschillende huishoudingen met elkaar interageren:
* **Gezinnen:** Consumeren en stellen productiefactoren (arbeid, kapitaal) ter beschikking aan bedrijven.
* **Bedrijven:** Produceren goederen en diensten door productiefactoren te combineren.
* **Overheid:** Zorgt voor regelgeving (bv. contractrecht, arbeidsrecht), levert collectieve goederen (wegen, onderwijs) en realiseert herverdeling van middelen via belastingen en uitkeringen.
### 3.2 De arbeidsmarkt: duiding en principes
#### 3.2.1 Het arbeidsbestel
Het arbeidsbestel wordt beïnvloed door de volgende factoren:
* **Vraag naar arbeid (werkgevers):** Afhankelijk van economische groei/crisis, demografische en politieke ontwikkelingen, technologische innovaties en maatschappelijke keuzes (bv. de verzorgingsstaat).
* **Aanbod van arbeid (werknemers):** Bepaald door individuele beslissingen om vrije tijd tegen inkomen af te wegen.
Binnen dit bestel is er een arbeidsverhouding die bestaat uit een arbeidsrelatie, ruilrelatie, samenwerking en gezagsrelatie. Werk dat naast een gebruikswaarde ook een ruilwaarde heeft, wordt betaalde arbeid genoemd.
#### 3.2.2 Begrippen op de arbeidsmarkt
* **Bevolking op arbeidsleeftijd:** Totale bevolking min jongeren (<15 jaar) en ouderen (>67 jaar). Niet iedereen in deze groep is actief op de arbeidsmarkt (studenten, gezinstaken, zieken zijn inactieven).
* **Beroepsbevolking:** De actieve groep op de arbeidsmarkt, bestaande uit werkenden en werkzoekenden.
* **Activiteitsgraad:** De verhouding van de beroepsbevolking tot de bevolking op arbeidsleeftijd. Dit geeft aan welk deel van de bevolking op arbeidsleeftijd deelneemt aan de arbeidsmarkt.
$$ \text{Activiteitsgraad} = \frac{\text{Beroepsbevolking}}{\text{Bevolking op arbeidsleeftijd}} \times 100\% $$
* **Werkgelegenheidsgraad (Werkzaamheidsgraad):** Het percentage werkenden ten opzichte van de bevolking op arbeidsleeftijd.
$$ \text{Werkgelegenheidsgraad} = \frac{\text{Werkenden}}{\text{Bevolking op arbeidsleeftijd}} \times 100\% $$
* **Werkloosheidsgraad:** Het percentage werkzoekenden ten opzichte van de beroepsbevolking. Dit geeft aan welk deel van de actieve beroepsbevolking geen werk heeft.
$$ \text{Werkloosheidsgraad} = \frac{\text{Werkzoekenden}}{\text{Beroepsbevolking}} \times 100\% $$
#### 3.2.3 Structuur en evolutie van de arbeidsmarkt
De arbeidsmarkt heeft de afgelopen 50-60 jaar significante veranderingen ondergaan:
* **Statuut:** De verhouding tussen zelfstandigen, werknemers en ambtenaren is veranderd, met een afname van het aantal zelfstandigen en arbeiders, en een toename van bedienden.
* **Scolarisering:** Het opleidingsniveau van de bevolking is sterk gestegen, wat positieve correlaties vertoont met tewerkstellingskansen, loon en sociaal aanzien. De kloof tussen laag- en hooggeschoolden is verminderd.
* **Feminisering:** De participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt is geleidelijk toegenomen, mede door de gestegen scholing, een andere visie op de maatschappelijke rol van de vrouw, en een afname van het aantal kinderen per gezin, wat leidde tot een tweeverdienersmodel. Dit bracht wel nieuwe uitdagingen met zich mee, zoals de combinatie van werk en gezin. Vrouwen werken ook vaker in de zorg- en onderwijssector.
* **Tertiarisering:** De economie is verschoven van landbouw naar industrie (19e eeuw) en vervolgens naar de dienstensector na WO II, gedreven door de uitbouw van de verzorgingsstaat, welvaartsstijging en vergrijzing.
* **Etatisering:** Na WO II tot de jaren '70 was er een toename van tewerkstelling in de overheidsdienst, mede door de opkomst van de verzorgingsstaat en het onderwijs. In de jaren '80 en sindsdien is de rol van de overheid teruggedrongen door overheidsbesparingen en een hernieuwd geloof in de vrije markt.
* **Veroudering:** De arbeidsmarkt vergrijst snel, met een stijgende gemiddelde leeftijd van werkenden, veroorzaakt door de babyboomergeneratie en een afname in jongere generaties.
#### 3.2.4 Toekomstperspectieven
De toekomst van de arbeidsmarkt wordt beïnvloed door verdere digitalisering en artificiële intelligentie, met onzekerheid over jobarmoede of jobschepping.
### 3.3 Werkloosheid en gevolgen
Werkloosheid treedt op wanneer iemand beschikbaar is voor de arbeidsmarkt, geen werk heeft en actief op zoek is naar een baan. In andere gevallen spreekt men van inactiviteit (niet op zoek) of werkenden (die weliswaar kunnen zoeken maar niet direct beschikbaar zijn).
**Gevolgen van werkloosheid:**
* Verlies van inkomen.
* Verhoogd armoederisico.
#### 3.3.1 Risicogroepen op de arbeidsmarkt
Bepaalde groepen lopen een verhoogd risico op werkloosheid:
* **Jongeren:** Vooral diegenen zonder diploma, die gebrek aan ervaring en kwalificaties hebben.
* **Mensen met een arbeidshandicap:** Hun beperkingen worden soms te zwaar ingeschat, waardoor ze niet in aanmerking komen voor jobs waar ze, met aanpassingen, wel geschikt voor zouden zijn.
* **Oudere werknemers:** Vaak kampen zij met vooroordelen op de arbeidsmarkt.
* **Personen van vreemde origine of met een andere huidskleur:** Ondervinden vaak moeilijkheden door racisme en vooroordelen, evenals door de taalbarrière of verschillen in scholingsniveau.
* **Laaggeschoolden:** Vormen doorgaans de meest kwetsbare groep.
Het combineren van meerdere risicofactoren verhoogt de kwetsbaarheid aanzienlijk.
#### 3.3.2 De werkloosheidsval
De werkloosheidsval is een fenomeen waarbij het voor sommige personen economisch niet aantrekkelijk is om uit de werkloosheid te treden. Dit kan komen door de combinatie van hoge werkloosheidsuitkeringen, sociale zekerheid en een relatief hoge fiscale druk op arbeid, die noodzakelijk is om deze uitkeringen te financieren.
### 3.4 Arbeidsmarktbeleid door de overheid
De overheid speelt een cruciale rol in het aanpakken van arbeidsmarktproblemen.
#### 3.4.1 Actieve welvaartsstaat
In de jaren '90 werd het concept van de **actieve welvaartsstaat** geïntroduceerd. Dit beleid beoogt niet alleen het inkomen van mensen te beschermen, maar ook hen actief te ondersteunen bij het vinden of zoeken van werk. De overheid kan ingrijpen op twee fronten:
1. **Aanbod verhogen:** Mensen aanmoedigen of verplichten om zich aan te bieden op de arbeidsmarkt, in de hoop dat er voldoende werkgevers zijn.
2. **Vraag stimuleren:** Een tewerkstellingsbeleid voeren om meer jobs te creëren.
#### 3.4.2 Instrumenten van overheidsbeleid
De aandacht binnen het overheidsbeleid is de laatste decennia meer verschoven naar het stimuleren van het aanbod. Dit omvat maatregelen zoals:
* **Scholing:** Via regulier onderwijs en bijkomende opleidingen.
* **Plaatsingsbevorderende maatregelen:** Loonsteun en subsidies voor werkgevers.
* **Optimale werkgelegenheidsmaatregelen:** Gericht op de kwaliteit van arbeid.
* **Bijscholing en inzetbaarheid (employability):** Opleidingen, bijscholing en bemiddeling/begeleiding om werknemers flexibel en aantrekkelijk te maken op de arbeidsmarkt.
* **Controle en sancties:** Het controleren van werkzoekenden en het opleggen van sancties (bv. intrekken van uitkering) bij onvoldoende medewerking.
Het begrip **employability** benadrukt de noodzaak voor individuen om inzetbaar te blijven door middel van continue ontwikkeling en aanpassing.
### 3.5 De rol van VDAB (Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding)
VDAB speelt een sleutelrol in het overheidsbeleid op de arbeidsmarkt. De kerntaken omvatten:
* **Informatie verstrekken:** Vacatures doorgeven aan werkzoekenden.
* **Statistieken bijhouden:** Analyseren van trends in werkloosheid en tewerkstelling, en adviseren van de overheid op basis daarvan.
* **Sollicitatietraining:** Begeleiden van werkzoekenden bij hun sollicitatieproces.
* **Beroepsopleidingen:** Aanbieden van opleidingen, met name voor **knelpuntberoepen** (beroepen waar een tekort aan is op de arbeidsmarkt). Een voorbeeld hiervan is de Individuele Beroepsopleiding (IBO).
* **Opleidingen en bijscholing stimuleren:** Onder andere via opleidingscheques.
* **Bemiddeling en begeleiding:** Werkzoekenden individueel begeleiden naar werk.
VDAB werkt nauw samen met andere instanties zoals RVA (Rijksdienst voor Arbeidsbemiddeling), vakbonden (ABVV, ACV, ACLVB) en andere organisaties om de arbeidsmarkt optimaal te laten functioneren.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Kapitalisme | Een economisch systeem gebaseerd op privé-eigendom van productiemiddelen en vrije markten, waarbij winst het belangrijkste doel is. |
| Arbeidsmarkt | De markt waar vraag en aanbod van arbeid samenkomen, bepaald door de interactie tussen werkgevers en werknemers. |
| Economie | De wetenschap die het menselijk streven naar welvaart bestudeert en zich bezighoudt met de productie, distributie en consumptie van goederen en diensten. |
| Behoefte | Een tekort dat een persoon of groep ervaart en dat bevredigd wil worden, variërend van primaire levensbehoeften tot secundaire wensen. |
| Prijs | De waarde van een goed of dienst uitgedrukt in geld, die tot stand komt door het spel van vraag en aanbod op de markt. |
| Vraag | De hoeveelheid van een goed of dienst die consumenten bereid zijn te kopen tegen een bepaalde prijs en binnen een bepaalde periode. |
| Aanbod | De hoeveelheid van een goed of dienst die producenten bereid zijn te verkopen tegen een bepaalde prijs en binnen een bepaalde periode. |
| Productiefactoren | De middelen die nodig zijn voor de productie van goederen en diensten, traditioneel onderverdeeld in arbeid, kapitaal en milieu (natuurlijke hulpbronnen). |
| Productie | Het proces van het omzetten van productiefactoren in goederen en diensten om te voorzien in behoeften. |
| Economische kringloop | Een model dat de relaties en stromen van geld, goederen en diensten tussen de verschillende actoren (gezinnen, bedrijven, overheid) in een economie weergeeft. |
| Arbeidsbestel | Het geheel van regels, normen en verhoudingen dat de arbeidsmarkt en de relaties tussen werkgevers en werknemers bepaalt. |
| Kansengroepen | Groepen op de arbeidsmarkt die geconfronteerd worden met specifieke drempels of discriminatie bij het vinden van werk, zoals jongeren, ouderen, mensen met een handicap, en personen van vreemde origine. |
| Werkloosheidsgraad | Het percentage van de beroepsbevolking dat werkloos is, gedefinieerd als werkzoekenden gedeeld door de totale beroepsbevolking. |
| Werkloosheidsval | Een situatie waarin het economisch onaantrekkelijk is om uit de werkloosheid te treden vanwege de combinatie van sociale uitkeringen, belastingen en het verlies van voordelen. |
| Actieve welvaartsstaat | Een concept waarbij de overheid niet alleen inkomen beschermt, maar ook actief bijdraagt aan het helpen van burgers bij het vinden van werk en het verbeteren van hun inzetbaarheid. |
| VDAB (Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding) | Een openbare instelling in Vlaanderen die tot doel heeft werkzoekenden te bemiddelen, opleidingen aan te bieden en werkgevers te ondersteunen. |
| Employability | De inzetbaarheid van een werknemer op de arbeidsmarkt, wat betekent dat men over de nodige vaardigheden en kennis beschikt om aan de eisen van de arbeidsmarkt te voldoen en flexibel inzetbaar te zijn. |