Cover
ابدأ الآن مجانًا 'H21' KliMacro.pptx
Summary
# De impact van klimaatverandering en de menselijke invloed
Hier is een gedetailleerde samenvatting van het onderwerp "De impact van klimaatverandering en de menselijke invloed", opgesteld voor examenvoorbereiding.
## 1. De impact van klimaatverandering en de menselijke invloed
Dit topic behandelt de fysieke processen achter klimaatontwrichting, de significante menselijke invloed hierop, en de directe maatschappelijke en economische gevolgen zoals extreme weersomstandigheden en de bijbehorende kosten, met nadruk op de wetenschappelijke consensus en de urgentie van het probleem.
### 1.1 Klimaatverandering: een urgente realiteit
#### 1.1.1 Wetenschappelijke consensus en waarschuwingen
De wetenschappelijke gemeenschap is het erover eens dat klimaatverandering plaatsvindt en dat de opwarming van de aarde sneller verloopt dan ooit tevoren. António Guterres, secretaris-generaal van de VN, heeft de huidige situatie omschreven als "code rood voor de mensheid". Elke fractionele stijging van de temperatuur heeft een merkbaar effect op de klimaatimpact.
#### 1.1.2 Fysieke processen en menselijke invloed
* **Opwarming van de aarde:** De temperatuur op aarde stijgt, wat wordt versterkt door broeikasgassen die fungeren als een "fleece-dekentje" rond de planeet. De toename van temperaturen in 2023/2024 was extreem.
* **Verstoring van de koolstofcyclus:** Menselijke activiteiten verstoren de natuurlijke koolstofcyclus. De concentratie van koolstofdioxide ($CO_2$) in de atmosfeer is hoger dan ooit. Dit wordt onder andere weerspiegeld in de stijgende trend van $CO_2$-uitstoot, waarbij de prognoses aangeven dat 2025 mogelijk het piekjaar zal zijn voor de uitstoot van fossiele brandstoffen, waarna een daling verwacht wordt.
* **$CO_2$-concentraties:**
* 2025 (gemiddeld): 425,7 ppm
* 2004: 375 ppm
* 1980: 340 ppm
* **Broeikasgassen:** Deze gassen dragen bij aan het broeikaseffect, dat essentieel is voor leven op aarde, maar overmatig gebruik ervan leidt tot een gevaarlijke opwarming.
* **Hittestraling:** De opwarming van de aarde wordt gerelateerd aan hittestraling, waarbij een deel van de warmte terug de atmosfeer in wordt gestuurd en een deel wordt vastgehouden door broeikasgassen.
#### 1.1.3 Maatschappelijke en economische gevolgen
* **Extreme weersomstandigheden:** Klimaatverandering leidt tot een toename van extreme weersomstandigheden, zoals:
* Meer neerslag in de winter met verhoogd risico op overstromingen.
* Recordaantal doden als gevolg van extreme hitte, vaak in combinatie met hoge luchtvochtigheid.
* Verwoestende overstromingen met veel slachtoffers.
* **Economische kosten:** Deze extreme weersomstandigheden brengen aanzienlijke economische kosten met zich mee, geschat op 4 tot 8,5 miljard dollars extra aan kosten.
* **Gevolgen voor outputniveau:** Periodes van economische recessie tonen een dip in $CO_2$-uitstoot, wat de sterke koppeling tussen economische activiteit (outputniveau) en $CO_2$-uitstoot benadrukt.
### 1.2 De menselijke rol en de wetenschappelijke zekerheid
#### 1.2.1 Onbetwiste menselijke invloed
Er is nauwelijks tot geen onzekerheid meer over de fysieke processen achter klimaatontwrichting en de sterke beïnvloeding ervan door de mens. De discussie verschuift naar het klimaatbeleid, oftewel hoe de maatschappij hierop reageert via politieke beslissingen.
#### 1.2.2 Historische context van klimaatwetenschap
De link tussen $CO_2$-concentraties en stijgende temperaturen is reeds meer dan 100 jaar geleden aangetoond. Destijds werd al gewaarschuwd voor de impact van het toenemende gebruik van steenkool. Ondanks pogingen om de klimaatwetenschap in diskrediet te brengen, groeit het algemene besef van het probleem.
#### 1.2.3 Klimaatbeleid als maatschappelijke reactie
Klimaatbeleid betreft de reactie van de samenleving op de fysieke realiteit van klimaatverandering. Dit omvat politieke beslissingen en strategieën, zoals de focus op kernenergie door sommige regeringen. Het is cruciaal dat klimaatbeleid gebaseerd is op wetenschappelijke feiten en niet wordt ontkend.
### 1.3 Internationale afspraken en de uitdagingen
#### 1.3.1 Het Akkoord van Parijs
* **Doelstellingen:** Tijdens COP 21 in december 2015 in Parijs kwamen 196 landen overeen om de klimaatopwarming te beperken tot "ruim onder de 2 graden Celsius", met de ambitie om deze te beperken tot 1,5 graden Celsius. Landen stemden in om hun $CO_2$-uitstoot "zo snel mogelijk" te reduceren.
* **Noodzakelijke reducties:** Om de opwarming onder de 2 graden Celsius te houden, zijn aanzienlijke emissiereducties nodig. Jaarlijks zou er een reductie van 9% in $CO_2$-emissies gerealiseerd moeten worden. Dit tempo is significant hoger dan de tijdelijke reductie van ongeveer 6% tijdens de COVID-19 pandemie, wat aantoonde dat deze dip geen effectief klimaatbeleid was.
#### 1.3.2 De emissiekloof (Emission Gap)
Er bestaat een aanzienlijke kloof tussen de klimaatplannen die landen voorstellen en wat er werkelijk nodig is om de doelstellingen van Parijs te halen. Te weinig aandacht voor klimaatbeleid in begrotingsgesprekken en regeringsformaties draagt bij aan deze kloof.
#### 1.3.3 Bronnen van emissies en ongelijkheid
* **Historische verantwoordelijkheid:** 92% van de emissies is afkomstig uit het Globale Noorden. Historisch gezien is de industriële ontwikkeling in rijke landen de belangrijkste oorzaak van de $CO_2$-uitstoot in de atmosfeer.
* **Ongelijke impact:** De rijkste 1% van de wereldbevolking heeft het budget om onder de 2 graden Celsius te blijven reeds zes keer overschreden. Dit impliceert dat de kosten en de verantwoordelijkheid voor klimaatbeleid ongelijk verdeeld zijn.
#### 1.3.4 Uitdagingen op internationale conferenties (COP)
* **Gebrek aan voortgang:** Veel COP-bijeenkomsten hebben nog niet geleid tot de verwachte resultaten. De aanwezigheid van lobbyisten uit de fossiele sector en het principe dat het tempo van het land dat het langzaamst gaat, bepalend is, werken vertragend.
* **Politieke complexiteit:** Interne organisatieproblemen, conflicterende visies tussen landen en de invloed van handelsbelangen bemoeilijken effectieve internationale klimaatactie.
* **Focus op adaptatie en technologie:** Er is een tendens om zich te sterk te focussen op adaptatie en technologische oplossingen, die echter geen vervanging zijn voor mitigatie (het terugdringen van emissies).
### 1.4 Kritische analyse van economische modellen en klimaatbeleid
#### 1.4.1 De IPAT-vergelijking en ontkoppeling
De IPAT-vergelijking ($I = P \times A \times T$) analyseert milieu-impact ($I$) als product van Bevolking ($P$), Welvaart/Affluence ($A$, vaak gemeten als BBP per capita), en Technologie ($T$).
* **Groei van P en A:** Zowel de wereldbevolking als het gemiddelde BBP per capita zijn aanzienlijk toegenomen, wat de milieu-impact vergroot.
* **Rol van Technologie (T):** Technologie kan helpen de impact te verminderen door efficiëntie te verhogen (bijv. lagere energie-intensiteit of $CO_2$-intensiteit per BBP-eenheid). Echter, de technologische vooruitgang is tot nu toe onvoldoende gebleken om de stijgende impact van $P \times A$ te compenseren, wat resulteert in een netto stijging van de $CO_2$-uitstoot.
* **Ontkoppeling (Decoupling):**
* **Relatieve ontkoppeling:** BBP en milieu-impact stijgen, maar de milieu-impact stijgt minder snel dan het BBP.
* **Absolute ontkoppeling:** Een stijgend BBP gaat gepaard met een daling van de milieu-impact.
* **"Green Growth" kritiek:** Onderzoek suggereert dat absolute ontkoppeling op mondiale schaal, zeker aan het tempo dat nodig is om de opwarming te beperken tot 1,5°C of 2°C, zeer onwaarschijnlijk is bij voortdurende economische groei. Er is kritiek op de focus op technologie (T) in de IPAT-vergelijking, ten koste van het beperken van welvaart/consumptie (A).
* **Rebound-effecten:** Verbeteringen in efficiëntie door technologie kunnen leiden tot een toename van verbruik (rebound-effecten), waardoor de milieuwinst teniet wordt gedaan.
#### 1.4.2 Ecologische macro-economie
Traditionele macro-economische theorieën negeren vaak de ecologische grenzen en de schaal van economische activiteiten. Ecologische macro-economie richt zich op:
* **Optimale schaal van de economie:** Het afwegen van de kosten en baten van economische activiteiten binnen planetaire grenzen.
* **Geïntegreerde modellen:** Ontwikkeling van macro-econometrische modellen die de reële en monetaire economie, verdelingsaspecten en milieugrenzen integreren. Voorbeelden zijn modellen gebaseerd op post-Keynesiaanse groeitheorie en de principes van "Limits to Growth".
* **Het IS-LM-EE model:** Een uitbreiding van het traditionele IS-LM-model met een ecologische voorwaarde (EE). Dit model kan de duurzame schaal van economische output relateren aan factoren als rentevoet ($R$), internalisering van externaliteiten ($\beta$), en technologische parameters ($\gamma$).
#### 1.4.3 Noodzakelijk klimaatbeleid
* **Koolstofprijs:** Implementatie van mechanismen zoals klimaatdividenden en carbon border adjustment taxes (CBAM) om de kosten van $CO_2$-uitstoot te internaliseren.
* **Publieke investeringen:** Investeringen in infrastructuur, onderzoek en ontwikkeling (R&D) en technologie om duurzame groei te stimuleren.
* **Groen monetair beleid en sustainable finance:** Financiële instrumenten en beleid om duurzame investeringen te bevorderen.
* **Rechtvaardige transitie (Just Transition):** Zorgen voor een sociaal rechtvaardige overgang naar een koolstofarme economie, onder meer via Social Climate Funds.
* **Focus op A (Affluence/Welvaart):** Stabiliseren van economische activiteiten in ontwikkelde landen en het verminderen van de bevolkingsgroei en het verbeteren van emancipatie in landen waar dit nodig is.
### 1.5 Conclusie
Klimaatverandering is een ernstige bedreiging met duidelijke fysieke processen en een onmiskenbare menselijke oorzaak. De maatschappelijke en economische gevolgen zijn reeds voelbaar en zullen in de toekomst verergeren zonder drastische actie. Ondanks internationale afspraken en de wetenschappelijke consensus, blijven politieke besluitvorming en economische modellen achter bij de urgentie van het probleem. Een transitie naar ecologische macro-economische principes en doortastend klimaatbeleid, gericht op zowel mitigatie als adaptatie, is essentieel om de opwarming van de aarde te beperken tot veilige niveaus.
---
# Klimaatbeleid en internationale afspraken
Dit deel samenvatting behandelt de politieke en economische reacties op klimaatontwrichting, met een focus op internationale afspraken, de kloof tussen ambities en realiteit, en de rol van economische theorie in klimaatbeleid.
## 2. Klimaatbeleid en internationale afspraken
### 2.1 De urgentie van klimaatontwrichting
Klimaatontwrichting, gedreven door menselijke activiteiten zoals de uitstoot van fossiele brandstoffen, manifesteert zich in steeds extremere weersomstandigheden, zoals hevige neerslag, overstromingen en dodelijke hittegolven. Deze fysieke processen, waarover weinig tot geen wetenschappelijke onzekerheid bestaat, hebben aanzienlijke economische kosten, met miljarden aan extra uitgaven als gevolg van extreme weersomstandigheden. De stijgende temperatuur en de toename van broeikasgassen in de atmosfeer, zoals koolstofdioxide ($CO_2$), zijn directe gevolgen van deze menselijke impact. De concentratie van $CO_2$ in de atmosfeer is historisch hoog, met duidelijke parallellen tussen de stijgende temperatuur en de toename van $CO_2$-emissies die al meer dan een eeuw geleden werden aangetoond. Elke fractie van een graad opwarming heeft een significant effect op de klimaatimpact, wat de noodzaak van ambitieus beleid onderstreept.
### 2.2 De maatschappelijke en politieke reactie: Klimaatbeleid
Klimaatbeleid is de maatschappelijke en politieke reactie op de fysieke realiteit van klimaatontwrichting. Dit omvat politieke beslissingen en inspanningen om de $CO_2$-uitstoot te reduceren. Ondanks de wetenschappelijke consensus, wordt klimaatwetenschap soms ontkend of gebagatelliseerd in politieke kringen, wat leidt tot vertraging in effectief klimaatbeleid. Het is cruciaal om te beseffen dat de huidige economische ontwikkeling, met de daaraan verbonden uitstoot van fossiele brandstoffen, de koolstofcyclus verstoort en de impact op het milieu ongekend is. De trend van uitstoot van $CO_2$ gebaseerd op fossiele brandstoffen toont nog steeds een stijging, met een verwachte piek binnen afzienbare tijd. Periodes van economische crisis laten weliswaar een dip in $CO_2$-uitstoot zien, wat de sterke link tussen het outputniveau en $CO_2$-uitstoot illustreert, maar de algehele trend blijft zorgwekkend.
### 2.3 Internationale afspraken en de klimaatkloof
Internationale samenwerking is essentieel voor het aanpakken van klimaatverandering. Het **Verdrag van Parijs**, gesloten tijdens COP 21 in december 2015, is een belangrijk wereldwijd akkoord waarbij 196 landen zich ertoe verbinden de klimaatopwarming te beperken tot "ruim onder de 2 graden Celsius" boven pre-industriële niveaus, en streven naar een beperking tot 1,5 graden Celsius. Dit vereist echter zeer sterke emissiereducties. Jaarlijks vinden er COP-conferenties plaats waar wereldleiders samenkomen om klimaatverandering te bespreken.
Er bestaat echter een aanzienlijke **"emission gap"** of klimaatkloof: een significant verschil tussen de klimaatplannen van landen en wat daadwerkelijk nodig is om de opwarming te beperken tot de gestelde doelen. De huidige beleidsplannen volstaan onvoldoende om de doelstellingen van Parijs te halen. Om onder de 2 graden Celsius te blijven, zouden we jaarlijks ongeveer 9% aan $CO_2$-emissies moeten reduceren, een ambitie die ver boven de reducties tijdens crises zoals de COVID-19-pandemie ligt. Uitstel van adequaat klimaatbeleid maakt het steeds moeilijker om deze doelstellingen te behalen. Historisch gezien is de $CO_2$-uitstoot grotendeels afkomstig van het globale noorden, en de rijkste 1% van de wereldbevolking heeft het budget om onder de 2 graden Celsius te blijven al meerdere malen overschreden, wat vragen oproept over de rechtvaardigheid van klimaatbeleid.
> **Tip:** De snelheid waarmee emissiereducties plaatsvinden, is cruciaal. Beginnen met beleid in 2000 zou een veel lagere jaarlijkse reductie hebben vereist dan nu noodzakelijk is.
### 2.4 De rol van COP-conferenties en lobbyisme
COP-conferenties (Conferences of the Parties) zijn jaarlijkse bijeenkomsten van landen die partij zijn bij het UNFCCC (United Nations Framework Convention on Climate Change). Hoewel deze conferenties bedoeld zijn om wereldwijde klimaatactie te stimuleren, hebben ze vaak teleurstellende resultaten opgeleverd. Een van de oorzaken hiervan is de aanwezigheid van talrijke lobbyisten uit de fossiele sector, die proberen klimaatbeleid te beïnvloeden of te vertragen. Het vereiste algemene consensusmodel kan leiden tot blokkades door de traagste leerling, waardoor vooruitgang wordt belemmerd. Soms ontstaan er buiten de COP-klimaatonderhandelingen coalities van landen die concrete roadmaps voor minder fossiele brandstoffen uitwerken.
### 2.5 Tegenstrijdigheden en nieuwe strategieën in klimaatbeleid
Er is een tendens om de focus te verschuiven naar adaptatie en technologie, wat door sommigen wordt gezien als een realistischer benadering, maar dit biedt geen alternatief voor mitigatie (het terugdringen van emissies) en kan de rol van de 1,5 graden Celsius doelstelling in onderhandelingen ondermijnen. Dit leidt tot wat "Climate Denialism 2.0" wordt genoemd, waarbij klimaatbeleid wordt uitgesteld door middel van diverse discursieve strategieën:
* **"What aboutism"**: De verantwoordelijkheid afschuiven op anderen door te wijzen op de uitstoot van andere landen of sectoren.
* **Free-rider excuus**: De redenering dat men geen actie hoeft te ondernemen omdat anderen dat ook niet doen, wat schadelijk is voor de eigen economie.
* **Technologisch optimisme**: Het geloof dat toekomstige technologische oplossingen de huidige uitstoot zullen compenseren, waardoor men vandaag niet hoeft in te grijpen. Dit kan leiden tot "all talk, little action".
### 2.6 Economische perspectieven op klimaatbeleid
Traditionele macro-economische modellen houden vaak onvoldoende rekening met ecologische grenzen en de impact van economische activiteiten op het milieu. De focus ligt traditioneel op het sturen van het outputniveau (BBP) via monetair, budgettair en arbeidsmarktbeleid, met minder aandacht voor grondstoffengebruik en ecologische voetafdrukken.
#### 2.6.1 De IPAT-vergelijking en de illusie van ontkoppeling
De IPAT-vergelijking ($I = P \times A \times T$) is een model dat de milieu-impact ($I$) relateert aan Bevolking ($P$), Welvaart (Affluence, $A$, vaak gemeten als BBP per capita) en Technologie ($T$). Hoewel technologische vooruitgang (een afname in $T$, bijvoorbeeld door efficiëntere productie of lagere $CO_2$-intensiteit) de milieu-impact kan verminderen, wordt dit vaak tenietgedaan door de groei van de bevolking en de welvaart. De **"green growth"**-hypothese, die stelt dat economische groei kan plaatsvinden zonder toename van milieu-impact (absolute ontkoppeling), wordt door academische studies en empirisch bewijs in twijfel getrokken. Er is weinig bewijs voor absolute ontkoppeling van grondstoffengebruik op mondiaal niveau bij permanente economische groei, en het is zeer onwaarschijnlijk dat $CO_2$-emissies voldoende snel zullen dalen om de opwarming te beperken tot 1,5 of 2 graden Celsius, zelfs met optimistische beleidsvoorwaarden.
> **Tip:** Het concept van "ontkoppeling" (decoupling) is cruciaal. Relatieve ontkoppeling betekent dat milieu-impact minder snel stijgt dan het BBP. Absolute ontkoppeling betekent dat het BBP stijgt terwijl de milieu-impact daalt. De vraag is of groene groei, die zich uitsluitend op technologische vooruitgang richt, voldoende is.
#### 2.6.2 Ecologische macro-economie
Ecologische macro-economie erkent de milieuproblematiek als een centraal vraagstuk dat afwezig is in veel traditionele macro-economische theorieën. Modellen binnen dit veld integreren reële economische variabelen, monetaire aspecten, verdelingsvraagstukken en milieugrenzen. Het stelt de vraag naar de **optimale schaal van de economie** centraal, waarbij kosten en baten van economische activiteiten worden afgewogen. Modellen zoals het IS-LM-EE model proberen ecologische grenzen te integreren door bijvoorbeeld de "environmental condition" (EC) te introduceren, die de maximale duurzame schaal van economische productie aangeeft. Deze schaal kan worden beïnvloed door factoren zoals de rentevoet ($R$), de mate waarin externe kosten worden geïnternaliseerd ($\beta$), en technologische parameters ($\gamma$).
#### 2.6.3 Beleidsinstrumenten en vereiste acties
Effectief klimaatbeleid vereist een breed scala aan maatregelen:
* **Koolstofprijs**: Inclusief klimaatdividenden en een carbon border adjustment tax (CBAM) om de kosten van emissies te internaliseren.
* **Publieke investeringen**: In infrastructuur, onderzoek en ontwikkeling (R&D) en technologie om de transitie te sturen.
* **Groen monetair beleid en duurzame financiering**.
* **"Just transition"**: Zorgen voor een eerlijke transitie voor werknemers en gemeenschappen die getroffen worden door de klimaattransitie, bijvoorbeeld via het Social Climate Fund.
Wat betreft economische groei, wordt gesuggereerd dat landen die zich voldoende hebben ontwikkeld, hun economische activiteiten kunnen stabiliseren. In landen met hoge bevolkingsgroei is het terugdringen van geboortegraten en het vergroten van de "gaps" tussen generaties een mogelijke strategie. Verdere inspanningen om de energie-intensiteit te verlagen en de koolstofintensiteit te reduceren via technologische ingrepen zijn cruciaal.
### 2.7 Vooruitgang en uitdagingen in de EU
De Europese Unie heeft ambitieuze klimaatdoelstellingen, waaronder de EU Green Deal en het Fit for 55-pakket. Hoewel er vooruitgang wordt geboekt op het gebied van hernieuwbare energie, is de EU momenteel nog niet op koers om de doelstellingen voor energie-efficiëntie en emissiereductie voor 2030 en 2050 te halen. De bestaande maatregelen leiden tot een verwachte opwarming die nog steeds boven de 1,5 graden Celsius ligt, hoewel aanzienlijk lager dan de 4 graden Celsius die zonder klimaatbeleid verwacht zou worden. Diverse nationale plannen, zoals die in België, schuiven maatregelen naar voren op korte en lange termijn, waaronder verdere electrificatie en meer gebruik van het spoor in plaats van vliegtuigen.
> **Tip:** De EU-klimaatwet en het Fit for 55-pakket zijn belangrijke juridische kaders die de emissiereductiedoelstellingen voor 2030 versterken.
### 2.8 De rol van de industrie
Industriële sectoren moeten aanzienlijke stappen zetten om klimaatneutraliteit te bereiken. Dit is mogelijk indien aan specifieke voorwaarden wordt voldaan, zoals een continue evolutie en technologische innovatie. Landen die achterblijven in deze transitie, lopen het risico om ingehaald te worden door andere landen, zoals gebeurde met de vroege ontwikkeling van elektrische auto's.
### 2.9 Conclusies en toekomstige richtingen
Klimaatbeleid en internationale afspraken zijn complex en vereisen een multidimensionale aanpak. De kloof tussen de huidige plannen en de benodigde actie blijft een kritiek punt. De economische theorie evolueert om de ecologische realiteit beter te integreren, maar de implementatie van effectieve beleidsmaatregelen, zowel op micro- als macro-economisch niveau, blijft een uitdaging. De noodzaak voor snelle en ambitieuze actie op alle fronten, van internationale verdragen tot nationale en sectorale beleidsmaatregelen, is urgent om de klimaatontwrichting te beperken.
---
# Ecologische macro-economie en de beperkingen van traditionele modellen
Dit topic onderzoekt hoe klimaatverandering en milieuproblemen geïntegreerd kunnen worden in economische modellen, met een kritische blik op traditionele benaderingen en de noodzaak van een bredere kijk op economische schaal en duurzaamheid.
## 3.1 De urgentie van klimaatverandering en milieuproblemen
Klimaatverandering, gedreven door menselijke activiteiten zoals de uitstoot van fossiele brandstoffen, presenteert zich als een directe bedreiging met reële fysieke gevolgen. De stijgende temperaturen, extremere weersomstandigheden zoals overstromingen en hittegolven, hebben reeds aanzienlijke economische kosten en menselijk leed tot gevolg. Wetenschappelijke consensus is er over de oorzaken en de ernst van klimaatontwrichting, maar de maatschappelijke reactie hierop, het klimaatbeleid, is onderwerp van politieke discussie en variërende visies. De impact van de mens op de koolstofcyclus is ongekend, wat leidt tot een stijgende concentratie van broeikasgassen en een opwarming van de aarde die de planetaire grenzen dreigt te overschrijden.
### 3.1.1 Wetenschappelijke realiteit versus politieke reactie
* **Fysieke processen:** De fysieke processen die leiden tot klimaatontwrichting zijn wetenschappelijk goed gedocumenteerd en er is weinig tot geen onzekerheid over de menselijke invloed.
* **Klimaatbeleid:** Het klimaatbeleid daarentegen, de maatschappelijke reactie op deze fysieke realiteit, is sterk afhankelijk van politieke beslissingen en kan daardoor vertraging oplopen of ontoereikend zijn.
* **Voorbeeld:** De huidige politieke focus op kernenergie als antwoord op het klimaatprobleem wordt in dit verband geplaatst, en de tendens om klimaatwetenschap te ontkennen of te bagatelliseren wordt aangekaart.
### 3.1.2 Stijgende temperaturen en CO2-concentraties
De gemiddelde temperatuur op aarde vertoont een duidelijke stijging, versterkt door het broeikaseffect dat wordt veroorzaakt door de toename van broeikasgassen in de atmosfeer. De concentratie van CO2 in de atmosfeer is historisch gezien sterk toegenomen, wat direct correleert met de stijgende temperaturen. Deze link is al meer dan honderd jaar bekend, maar de impact ervan is in de afgelopen decennia steeds duidelijker geworden. De toename van de CO2-uitstoot is direct gelinkt aan het economische activiteitsniveau, met name het gebruik van fossiele brandstoffen. Hoewel crises soms leiden tot een tijdelijke dip in de uitstoot, blijft de langetermijntrend stijgend.
### 3.1.3 Tipping Points en het Verdrag van Parijs
Het concept van 'tipping points' benadrukt dat bij bepaalde drempelwaarden van opwarming, zoals 1.5 of 2 graden Celsius, de negatieve effecten enorm kunnen toenemen en onomkeerbaar kunnen worden. Het Verdrag van Parijs (COP 21) is een politiek akkoord waarbij landen zich hebben gecommitteerd om de opwarming te beperken tot "ruim onder de 2 graden Celsius" en inspanningen te leveren om deze te beperken tot 1.5 graden Celsius. Om deze doelen te behalen, zijn echter zeer sterke emissiereducties nodig, met een jaarlijkse reductie van 9% van de CO2-emissies, wat significant meer is dan de reductie tijdens de COVID-19 pandemie. Uitstel van effectief klimaatbeleid maakt het behalen van deze doelstellingen steeds moeilijker.
### 3.1.4 De emissiekloof en ongelijke verantwoordelijkheden
Er is een aanzienlijke 'emissiekloof' tussen de klimaatplannen van landen en wat werkelijk nodig is om de temperatuurstijgingen te beperken. Historisch gezien is de CO2-uitstoot grotendeels afkomstig uit economische ontwikkeling in het globale noorden. De rijkste 1% van de wereldbevolking heeft bovendien een disproportioneel grote bijdrage geleverd aan het overschrijden van het klimaatbudget. Dit roept vragen op over de verdeling van lasten en verantwoordelijkheden bij het aanpakken van klimaatverandering, en de impact van klimaatbeleid op verschillende inkomensgroepen.
## 3.2 Beperkingen van traditionele macro-economische modellen
Traditionele macro-economische modellen, die zich richten op het sturen van outputniveaus (BBP) via monetair en fiscaal beleid, hebben milieuproblemen en ecologische grenzen grotendeels genegeerd.
### 3.2.1 Het negeren van de fysieke realiteit
* **Economie als losstaand systeem:** De economie wordt vaak geanalyseerd als een systeem dat losstaat van de natuurlijke en sociale omgeving. Planetaire grenzen en sociale rechtvaardigheid worden zelden expliciet meegenomen in deze modellen.
* **Afwezigheid van klimaat in kernmodellen:** Klimaatverandering wordt niet expliciet als parameter opgenomen in de productiefuncties die de output bepalen. Hoewel de impact van bijvoorbeeld olieprijzen op outputniveau wordt erkend, blijft een integrale aanpak achterwege.
* **Micro versus macro:** Milieuproblemen worden vaak gereduceerd tot micro-economische kwesties van marktfalen (bv. externe effecten), terwijl de impact op planetaire grenzen inherent macro-economische schaalproblemen betreft.
### 3.2.2 De IPAT-vergelijking en haar kritiek
De IPAT-vergelijking ($I = P \times A \times T$) probeert de milieu-impact ($I$) te verklaren aan de hand van Bevolking ($P$), Welvaart (Affluence, $A$, vaak gemeten als BBP per capita) en Technologie ($T$).
* **Toepassing:** De formule suggereert dat een hogere bevolking en welvaart de milieu-impact vergroten, terwijl technologische vooruitgang deze kan verminderen.
* **Kritiek (Debunked):** Het concept van ontkoppeling, de mogelijkheid om economische groei los te koppelen van milieuschade door technologische vooruitgang, wordt in twijfel getrokken.
* **Relatieve ontkoppeling:** Milieu-impact groeit langzamer dan BBP.
* **Absolute ontkoppeling:** BBP stijgt, terwijl milieu-impact daalt. Dit is empirisch moeilijk aan te tonen, met name voor grondstoffengebruik op mondiale schaal.
* **Tempo:** Zelfs bij optimistische beleidsvoorwaarden is het tempo van absolute ontkoppeling van CO2-emissies waarschijnlijk onvoldoende om de opwarming tot 1.5°C of 2°C te beperken.
* **Problemen met ontkoppeling:** Rebound-effecten, problem shifting, en het feit dat de diensteneconomie bovenop de materiële economie komt in plaats van deze te vervangen, ondermijnen de effectiviteit van ontkoppeling.
### 3.2.3 Technologisch optimisme en uitstelgedrag
Het geloof in technologische oplossingen ('techno-optimisme') kan leiden tot uitstelgedrag op het gebied van klimaatbeleid. De aanname dat technologie in de toekomst de problemen zal oplossen, kan de noodzaak voor directe reductie van consumptie en productie bagatelliseren. Dit wordt ook wel 'Climate Denialism 2.0' genoemd, waarbij oplossingen worden aangedragen die politiek onhaalbaar worden geacht of die de werkelijke uitdaging van schaalvermindering ontlopen.
## 3.3 Ecologische macro-economie: een nieuwe benadering
Ecologische macro-economie (EME) probeert de afwezigheid van ecologische grenzen in traditionele modellen te corrigeren en de problematiek van economische schaal centraal te stellen.
### 3.3.1 Kernconcepten en modellen
* **Optimale schaal:** EME richt zich op het bepalen van de optimale schaal van de economie, waarbij de kosten en baten van economische activiteiten worden afgewogen binnen de ecologische grenzen.
* **Geneste modellen:** Modellen zoals het 'nested model of sustainable development' integreren de economie binnen sociale en natuurlijke systemen, met welzijn als ultiem doel in plaats van enkel productie.
* **Ontwikkeling van EME-modellen:** Sinds 2010 is er een groei in de ontwikkeling van ecologische macro-econometrische modellen, vaak gebaseerd op post-Keynesiaanse groeitheorie en de inzichten uit 'Limits to Growth'. Deze modellen integreren de reële en monetaire economie, verdelingsaspecten en milieugrenzen.
### 3.3.2 Integratie in IS-LM modellen
Pogingen worden gedaan om ecologische grenzen te integreren in traditionele macro-economische modellen zoals het IS-LM-model.
* **Eenvoudige introductie:** Een eerste aanpak is het introduceren van een 'environmental condition' (EC) die het duurzaam gebruik van hulpbronnen weergeeft, onderscheid makend tussen 'empty world' en 'full world' scenario's.
* **Uitbreiding door Lawn:** Een meer geavanceerde benadering introduceert een curve die de maximale economische schaal aangeeft om ecologische grenzen niet te overschrijden. Deze schaal is niet constant, maar afhankelijk van beleidsfactoren zoals de mate van internalisering van externaliteiten (parameter $\beta$) en technologische parameters (parameter $\gamma$), naast de rentevoet ($R$). Een hogere rentvoet kan bijvoorbeeld leiden tot minder investeringen en dus een lagere technologische vooruitgang en ecologische efficiëntie, wat resulteert in een lagere duurzame output.
### 3.3.3 Conclusies uit de ecologische macro-economie
* **Ontwikkeling:** EME-modellen zijn nog volop in ontwikkeling en krijgen nog te weinig aandacht in standaard macro-economische handboeken, ondanks de urgentie van milieuproblematiek.
* **Kaya-identiteit herzien:** Stabilisatie van economische activiteiten na voldoende ontwikkeling, het terugdringen van geboortegraten in landen met hoge bevolkingsgroei, en het bevorderen van energie- en koolstofintensiteitsreductie via technologie zijn sleutelcomponenten.
* **Klimaatbeleid:** Een effectief klimaatbeleid vereist instrumenten zoals koolstofprijzen (bv. klimaatdividenden, CBAM), publieke investeringen in duurzame infrastructuur en R&D, groen monetair beleid, sustainable finance, en een 'just transition' om sociale ongelijkheden te beheersen.
* **Groei-vraagstuk:** De rol en noodzaak van economische groei in een ecologisch duurzame economie blijft een centraal en openstaand vraagstuk.
> **Tip:** De ecologische macro-economie biedt een essentieel kader om de beperkingen van traditionele macro-economische modellen te begrijpen, vooral met betrekking tot milieuproblemen. Het belang van schaal en de integratie van ecologische grenzen zijn cruciaal voor toekomstig beleid.
>
> **Voorbeeld:** De beperkingen van de IPAT-vergelijking tonen aan dat louter vertrouwen op technologische vooruitgang (T) om de impact van bevolking (P) en welvaart (A) te compenseren, onvoldoende is gebleken om absolute ontkoppeling te realiseren. Dit valideert de noodzaak van ecologische macro-economische modellen die zich richten op de totale schaal van economische activiteit.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| IS-LM-model | Een macro-economisch model dat de relatie tussen de goederenmarkt (IS-curve) en de geldmarkt (LM-curve) weergeeft om het evenwichtsniveau van inkomen en rente in een economie te bepalen. |
| Productiefunctie | Een economische functie die de relatie beschrijft tussen de hoeveelheid van de inputfactoren (zoals kapitaal en arbeid) en de maximale output die hiermee geproduceerd kan worden. |
| Klimaatontwrichting | Ernstige verstoringen van het klimaat, grotendeels veroorzaakt door menselijke activiteiten, met significante gevolgen voor ecosystemen en samenlevingen. |
| Broeikasgassen | Gassen in de atmosfeer die warmte vasthouden, zoals kooldioxide (CO2), methaan (CH4) en lachgas (N2O), en bijdragen aan het broeikaseffect en klimaatverandering. |
| Fossiele brandstoffen | Brandstoffen zoals steenkool, aardolie en aardgas, ontstaan uit de afbraak van organisch materiaal over miljoenen jaren, die bij verbranding CO2 uitstoten. |
| CO2-uitstoot | De emissie van kooldioxide (CO2), voornamelijk als gevolg van de verbranding van fossiele brandstoffen, ontbossing en industriële processen, wat bijdraagt aan klimaatverandering. |
| IPAT-vergelijking | Een formule die de milieu-impact (I) als een product van Bevolking (P), Welvaart (A - Affluence) en Technologie (T) beschouwt: I = P x A x T. |
| Ontkoppeling (Decoupling) | Het proces waarbij economische groei wordt losgekoppeld van milieuschade, zodat het Bruto Binnenlands Product (BBP) kan stijgen terwijl de milieu-impact daalt of stabiliseert. |
| Groene groei (Green growth) | Een economisch model dat streeft naar economische groei met een minimale of zelfs negatieve impact op het milieu, vaak gericht op technologische innovaties en efficiëntieverbeteringen. |
| Absolute ontkoppeling | Situatie waarbij economische groei gepaard gaat met een daadwerkelijke daling van de milieu-impact, zelfs in absolute termen. |
| Relatieve ontkoppeling | Situatie waarbij de milieu-impact minder snel groeit dan de economische groei, waardoor de milieu-impact per eenheid economische output afneemt. |
| Akkoord van Parijs | Een internationaal verdrag, gesloten in 2015, met als doel de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder 2 graden Celsius boven pre-industriële niveaus, met de ambitie om deze te beperken tot 1,5 graden Celsius. |
| Emissiekloof (Emission gap) | Het verschil tussen de verwachte broeikasgasemissies onder huidig beleid en de emissieniveaus die nodig zijn om de klimaatdoelstellingen van het Akkoord van Parijs te halen. |
| CO2-intensiteit | De hoeveelheid kooldioxide (CO2) die wordt uitgestoten per eenheid economische productie (bijv. per euro BBP). Een lagere CO2-intensiteit duidt op een efficiënter energiegebruik of een verschuiving naar schonere energiebronnen. |
| Ecologische macro-economie | Een subdiscipline binnen de economie die zich richt op de interactie tussen economische activiteiten en het milieu, met speciale aandacht voor schaal, grenzen en planetaire systemen, vaak buiten de scope van de traditionele macro-economie. |
| Negatieve externaliteit | Een onbedoeld negatief gevolg van productie of consumptie dat de welvaart van derden beïnvloedt, zonder dat hiervoor een compensatie wordt betaald, zoals luchtvervuiling door verkeer. |
| Internaliseren van externaliteiten | Het proces waarbij de kosten van externe effecten, zoals milieuvervuiling, worden meegenomen in de besluitvorming van economische actoren, bijvoorbeeld door middel van belastingen of verhandelbare emissierechten. |
| Carbon tax (Koolstofbelasting) | Een belasting die wordt geheven op de uitstoot van kooldioxide (CO2) of op de koolstofinhoud van brandstoffen, bedoeld om vervuiling te ontmoedigen en schone alternatieven te stimuleren. |
| Verhandelbare emissierechten (ETS) | Een systeem waarbij bedrijven een vergunning nodig hebben om een bepaalde hoeveelheid broeikasgassen uit te stoten. Deze rechten kunnen tussen bedrijven worden verhandeld, wat een economische prikkel creëert om emissies te reduceren. |
| Planetaire grenzen (Planetary boundaries) | Een raamwerk dat negen ecologische processen identificeert die cruciaal zijn voor de stabiliteit van het aardse systeem, en die veilige operationele grenzen voor de mensheid definiëren. |
| Ecologische voetafdruk | Een maatstaf die aangeeft hoeveel biologisch productief land en water nodig is om de consumptie van een bevolking te voorzien en hun afval te absorberen. |
| Earth Overshoot Day | De datum in het jaar waarop de mensheid alle natuurlijke bronnen die de aarde in een heel jaar kan regenereren, heeft verbruikt. |
| Tipping points (Knikpunten) | Drempels in het klimaatsysteem die, wanneer overschreden, kunnen leiden tot grote en vaak onomkeerbare veranderingen in het klimaat en ecosystemen. |
| Milieubeleid | Acties en regelgeving die door overheden worden ondernomen om milieuproblemen aan te pakken, zoals het reduceren van vervuiling, het beschermen van ecosystemen en het tegengaan van klimaatverandering. |
| Least-cost strategie | Een aanpak om een bepaald doel te bereiken (bijvoorbeeld emissiereductie) met de laagst mogelijke kosten voor de maatschappij. |
| Kosten van klimaatverandering | De economische, sociale en ecologische schade die voortvloeit uit de opwarming van de aarde en de bijbehorende extreme weersomstandigheden en milieuveranderingen. |
| Externe kosten | Kosten die worden veroorzaakt door een economische activiteit, maar die niet worden gedragen door de producent of consument van die activiteit, zoals milieuschade. |
| Welvaartsverlies | Een daling in de totale welvaart van een samenleving, vaak als gevolg van marktfalen of inefficiënte allocatie van middelen. |
| Milieu-economie | Een tak van de economie die de economische aspecten van milieuvraagstukken bestudeert, inclusief vervuiling, natuurlijke hulpbronnen en duurzame ontwikkeling. |
| Pigouviaanse belastingen | Belastingen die worden ingevoerd om de negatieve externe effecten van bepaalde activiteiten te internaliseren en zo de maatschappelijke welvaart te verhogen. |
| Technologisch optimisme | Het geloof dat technologische vooruitgang de belangrijkste of enige oplossing zal bieden voor milieuproblemen, wat kan leiden tot uitstel van noodzakelijke beleidsmaatregelen. |
| ‘What aboutism’ | Een retorische tactiek waarbij men de aandacht afleidt van een probleem door te wijzen op vergelijkbare of grotere problemen elders, wat kan leiden tot een gebrek aan eigen actie. |
| Emissiereductie | Het verminderen van de hoeveelheid broeikasgassen die worden uitgestoten, als maatregel om klimaatverandering tegen te gaan. |
| Just Transition (Rechtvaardige transitie) | Een sociaal en economisch beleid dat ervoor zorgt dat de overgang naar een duurzame economie eerlijk en inclusief is voor alle werknemers en gemeenschappen, met name voor degenen die het meest worden beïnvloed door de economische veranderingen. |
| EU Green Deal | Een ambitieus pakket maatregelen van de Europese Unie met als doel Europa tegen 2050 klimaatneutraal te maken, met initiatieven op het gebied van energie, industrie, mobiliteit en landbouw. |
| Fit for 55 | Een pakket wetgevende voorstellen van de Europese Commissie om de klimaat-, energie-, landgebruik-, landbouw- en transportwetgeving van de EU in overeenstemming te brengen met het doel om de netto broeikasgasemissies met ten minste 55% te verminderen tegen 2030. |
| EU Emissions Trading System (ETS) | Het handelssysteem van de Europese Unie voor emissies, een sleutelinstrument om de broeikasgasemissies van de industrie en energiecentrales op een kosteneffectieve manier te verminderen. |
| Klimaatdividend | Een mechanisme waarbij de inkomsten uit koolstofbelastingen worden teruggegeven aan de burgers, bijvoorbeeld in de vorm van een jaarlijkse uitkering, om de financiële lasten van klimaatbeleid te verzachten en sociale rechtvaardigheid te bevorderen. |
| Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) | Een mechanisme van de EU dat de CO2-uitstoot van geïmporteerde goederen belast om een gelijk speelveld te creëren met Europese producenten die onder het EU ETS vallen, en om koolstoflekkage te voorkomen. |
| Ecologische economie | Een interdisciplinair onderzoeksveld dat de relatie tussen economische systemen en natuurlijke ecosystemen bestudeert, met nadruk op duurzaamheid, schaal en de beperkingen van de fysieke omgeving. |
| Post-groei economie | Een economische theorie die de noodzaak van voortdurende economische groei in twijfel trekt en alternatieve modellen voorstelt die gericht zijn op welzijn, ecologische duurzaamheid en sociale rechtvaardigheid, in plaats van alleen op de stijging van het BBP. |
| Solow-groeimodel | Een neoklassiek economisch model dat de langetermijngroei van economische output verklaart door de accumulatie van kapitaal, arbeid en technologische vooruitgang. |
| Natuurlijk kapitaal | De voorraad natuurlijke hulpbronnen en ecosystemen die economische waarde leveren, zoals bossen, water, luchtkwaliteit en biodiversiteit. |
| Sociaal kapitaal | De netwerken, normen en vertrouwen die samenwerking en collectieve actie binnen een gemeenschap mogelijk maken. |
| Welzijn | Een brede term die verwijst naar de mate van tevredenheid, gezondheid, geluk en algemene levenskwaliteit van individuen en gemeenschappen, verder reikend dan alleen economische welvaart. |
| Duurzame ontwikkeling | Ontwikkeling die voorziet in de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen. |
| WEM (With Existing Measures) | Een scenario dat de verwachte ontwikkeling van energieverbruik en emissies weergeeft op basis van reeds geïmplementeerd beleid en maatregelen. |
| WAM (With Additional Measures) | Een scenario dat de verwachte ontwikkeling van energieverbruik en emissies weergeeft op basis van reeds geïmplementeerd beleid, plus aanvullende geplande maatregelen. |
| Energie-intensiteit | De hoeveelheid energie die nodig is om een bepaalde hoeveelheid economische output te produceren (bijv. per euro BBP). |
| Koolstofintensiteit | De hoeveelheid CO2-uitstoot die gepaard gaat met de productie van een bepaalde hoeveelheid energie of economische output. |
| Kosten van externaliteiten | De maatschappelijke kosten die voortvloeien uit negatieve externaliteiten, zoals milieuschade, die niet door de veroorzaker worden gedragen. |
| Marktfaling | Een situatie waarin de vrije markt niet efficiënt leidt tot een optimale allocatie van middelen, vaak als gevolg van externaliteiten, publieke goederen of informatietekorten. |
| Vrije markt | Een economisch systeem waarin de prijzen van goederen en diensten worden bepaald door vraag en aanbod, met minimale overheidsinterventie. |
| Alternatieve strategieën | Strategieën die afwijken van gangbare benaderingen, in dit geval met betrekking tot het aanpakken van klimaatverandering, mogelijk door andere doelen te stellen dan alleen economische groei. |
| Sufficiëntie | Een principe dat pleit voor het beperken van consumptie en productie tot een niveau dat voldoende is voor een goed leven, in plaats van te streven naar voortdurende economische groei. |
| Rebound-effect | Het effect waarbij efficiëntieverbeteringen in een systeem de totale consumptie van de hulpbron verhogen, omdat de kosten per eenheid dalen. |
| Diensteneconomie | Een economie waarin de nadruk ligt op de productie en consumptie van diensten in plaats van fysieke goederen. |
| Kostenverschuiving (Cost shifting) | Het proces waarbij de kosten van een activiteit van de ene partij naar de andere worden verschoven, wat de ware kosten van de activiteit kan verbergen. |
| Klimaatwetenschap | Het wetenschappelijke onderzoek naar het klimaatsysteem van de aarde, inclusief de oorzaken, mechanismen en gevolgen van klimaatverandering. |
| Ecologische grenzen | De limieten aan de capaciteit van de aarde om menselijke activiteiten te ondersteunen zonder permanente schade aan de natuurlijke systemen die essentieel zijn voor het leven. |
| ISEW (Index of Sustainable Economic Welfare) | Een indicator die de economische welvaart meet door rekening te houden met sociale en ecologische factoren die niet in het BBP zijn opgenomen. |
| Eredoctoraat | Een academische eer die wordt toegekend door een universiteit aan personen die uitzonderlijke verdiensten hebben geleverd op academisch, cultureel of sociaal gebied. |
| Macro-economie | De studie van de economie als geheel, waarbij geaggregeerde variabelen zoals het bruto binnenlands product, inflatie, werkloosheid en economische groei worden geanalyseerd. |
| BBP per capita (Bruto Binnenlands Product per hoofd van de bevolking) | De totale economische output van een land, gedeeld door het aantal inwoners, als maatstaf voor de gemiddelde economische welvaart per persoon. |