Cover
ابدأ الآن مجانًا module 8.docx
Summary
# Monopolie: definitie, oorzaken en kosten
Dit onderwerp biedt een gedetailleerd overzicht van monopolie, inclusief de definitie, de verschillende oorzaken die leiden tot monopolievorming, en de economische kosten die hiermee gepaard gaan, zoals efficiëntieverliezen.
## 1. Monopolie: definitie, oorzaken en kosten
### 1.1 Definitie van monopolie
Een monopolie wordt gedefinieerd als een marktsituatie waarin één enkele aanbieder voorziet in de totale vraag naar een product waarvoor geen goede substituten bestaan. Hoewel zuivere monopolies zeldzaam zijn, is de analyse ervan nuttig om marktdynamieken, met name strategische besluitvorming, te begrijpen. Competitiewetgeving nuanceert het begrip en richt zich op het misbruiken van een dominante positie.
### 1.2 Oorzaken van monopolies
Monopolies ontstaan voornamelijk door toetredingsbelemmeringen, die technologisch, wettelijk of strategisch van aard kunnen zijn:
* **Wettelijke oorzaken:** Overheden kunnen de markt beperken door bijvoorbeeld patenten of licenties te verlenen, zoals bij spoorwegennetwerken.
* **Strategische oorzaken:** Bedrijven kunnen toetredingsbelemmeringen creëren door middel van dure reclamecampagnes, waardoor potentiële nieuwkomers hoge investeringskosten moeten maken.
* **Technologische oorzaken:** Unieke productieprocessen of formules, zoals het productieproces van Coca-Cola, kunnen een bedrijf een monopoliepositie verschaffen.
### 1.3 Kosten van een monopolie
De economische kosten van een monopolie worden vergeleken met die van volmaakte mededinging. Deze kosten omvatten:
* **Deadweight loss (DWL):** Dit is het efficiëntieverlies dat optreedt omdat de monopolist minder produceert dan maatschappelijk optimaal is om de winst te maximaliseren. Dit resulteert in verloren potentiële win-win situaties.
* **Vergelijking met volmaakte mededinging:** Bij volmaakte mededinging wordt de winst gemaximaliseerd waar de prijs gelijk is aan de marginale kost ($p = MK$), wat leidt tot een maximaal surplus. Een monopolist produceert echter minder, waar de marginale opbrengst gelijk is aan de marginale kost ($MO = MK$), wat leidt tot een hogere prijs en lagere consumentensurplus.
* **Winstberekening monopolist:** Winst is het verschil tussen de prijs en de gemiddelde kost ($P - GK$). In tegenstelling tot DWL, is de winst van de monopolist zelf een transfer van surplus, niet noodzakelijk een nettoverlies voor de maatschappij als geheel.
* **Rent-seeking:** Dit verwijst naar de kosten die een monopolist maakt om zijn monopoliepositie te behouden, bijvoorbeeld door lobbyen of andere strategieën om concurrentie buiten te houden. De totale kosten hiervan kunnen gelijk zijn aan de winst die de monopolist genereert.
### 1.4 De rol van patenten en innovatie
Patenten verlenen een tijdelijke monopoliepositie, wat leidt tot 'statische' kosten van monopolie (zoals hogere prijzen en DWL). Echter, dit stimuleert innovatie ('dynamische' winst) doordat bedrijven de kosten van onderzoek en ontwikkeling (O&O) kunnen terugverdienen via hogere prijzen.
> **Tip:** Het debat over patenten is complex: de hoge prijzen van gepatenteerde medicijnen veroorzaken efficiëntieverliezen, maar zonder patenten zou de prikkel tot innovatie mogelijk afnemen.
* **Ontwikkelingskosten:** De kosten voor de ontwikkeling van medicijnen zijn significant gestegen, en het aantal succesvolle geneesmiddelen stijgt niet evenredig, wat de kosten per succesvol geneesmiddel sterk verhoogt.
* **Winstmarges:** Farmaceutische bedrijven hebben doorgaans hogere netto winstmarges dan bedrijven in andere sectoren, wat deels verklaard wordt door patentbescherming.
* **Generische middelen:** Na het vervallen van een patent dalen de prijzen drastisch door de introductie van generische kopieën, wat de overgang van monopolie naar mededinging aantoont.
### 1.5 Prijsstrategieën van een monopolist
Een monopolist kan verschillende prijsstrategieën hanteren om winst te maximaliseren:
* **Perfecte prijsdiscriminatie (eerste graads):** De monopolist rekent voor elke eenheid de maximale prijs die de consument bereid is te betalen. Dit leidt tot maximale winst en elimineert het efficiëntieverlies. Deze strategie is echter zelden realistisch.
* **Prijsdiscriminatie door marktsegmentatie:** De markt wordt opgedeeld in segmenten met verschillende prijselasticiteiten. Zo kunnen jongeren, die prijsgevoeliger zijn, een lagere prijs betalen dan oudere consumenten.
* **Prijsdiscriminatie door zelfselectie (intertemporele prijsdiscriminatie):** Consumenten selecteren zichzelf op basis van hun bereidheid tot betalen, bijvoorbeeld door kortingen aan te bieden voor aankopen op rustige momenten (solden) of voor flexibele treintickets.
> **Tip:** Big data stelt bedrijven in staat om steeds meer te weten te komen over de bereidheid tot betalen van consumenten, waardoor prijsdiscriminatie realistischer wordt, hoewel klachten over 'eerlijkheid' kunnen optreden.
### 1.6 Marktmacht en concurrentie
De mate van marktmacht kan worden gemeten aan de hand van concentratie-indices (zoals de C4-index, die het marktaandeel van de vier grootste bedrijven weergeeft) en mark-ups (de verhouding tussen prijs en marginale kost).
* **Tendens tot toenemende concentratie:** Recent onderzoek suggereert een wereldwijde tendens naar toenemende concentratie in sectoren, waarbij de mark-ups historisch hoog zijn.
* **Cournot-competitie:** Bedrijven concurreren op basis van hoeveelheid. De winst is afhankelijk van het aantal spelers en de productietechnologie. In dit model wordt winst gemaakt.
* **Bertrand-competitie:** Bedrijven concurreren op basis van prijs. Bij homogene producten en constante marginale kosten leidt dit tot een prijzenoorlog waarbij de prijs gelijk wordt aan de marginale kost, wat resulteert in nul winst (de Bertrand-paradox).
> **Tip:** De realiteit is vaak een combinatie van deze modellen. Productdifferentiatie kan, zelfs bij prijsconcurrentie, leiden tot marktmacht en winstgevendheid.
### 1.7 Overheidsingrijpen bij monopolies
Overheden kunnen ingrijpen om de negatieve gevolgen van monopolies te beperken:
* **Winstbelasting:** Dit is een transfer van winst naar de overheid, maar het verandert de optimale output niet en laat de deadweight loss ongewijzigd.
* **Maximumprijzen:** Het opleggen van een maximumprijs kan de consumenten køpen en het efficiëntieverlies verkleinen. Een optimale maximumprijs kan de efficiënte prijs benaderen, mogelijk met subsidies om verliezen van de monopolist te dekken. De Ramsey-prijs is de laagste prijs die nog winst ≥ 0 garandeert.
---
# Prijsdiscriminatie door monopolist
Dit onderdeel onderzoekt hoe een monopolist, door strategische prijsbepaling, winstmaximalisatie kan nastreven, met aandacht voor de rol van big data in diverse prijsdiscriminatietechnieken.
### 2.1 Algemene concepten en oorzaken van monopolie
Een monopolist is de enige aanbieder van een product waarvoor geen goede substituten bestaan. Hoewel zuivere monopolies zeldzaam zijn, zijn ze een belangrijk theoretisch concept naast volmaakte mededinging om strategische beslissingen te analyseren. Monopolies ontstaan vaak door toetredingsbelemmeringen, die technologisch, wettelijk of strategisch van aard kunnen zijn. Wettelijke belemmeringen omvatten bijvoorbeeld patenten of licenties, terwijl strategische belemmeringen kunnen bestaan uit dure reclamecampagnes. Technologische belemmeringen zijn vaak gebaseerd op unieke formules of productieprocessen die als beroepsgeheim worden bewaard.
### 2.2 De winstmaximaliserende outputkeuze van de monopolist
De monopolist kiest de output waarbij de marginale opbrengsten (MO) gelijk zijn aan de marginale kosten (MK). Bij een lineaire vraagcurve is de MO-curve een rechte lijn die twee keer zo snel daalt als de vraagcurve, beginnend op hetzelfde punt op de verticale as.
* Als $MO > MK$, is het winstgevend om meer te produceren, aangezien de opbrengst van een extra eenheid hoger is dan de kost ervan.
* Als $MO < MK$, is het winstgevend om minder te produceren, aangezien de kostenbesparing door minder productie groter is dan de opbrengstverlies.
Een monopolist kan een prijszetter of een hoeveelheidszetter zijn. Het punt waar het surplus maximaal is, treedt op als de monopolist zich gedraagt als een prijsnemer. Echter, om de winst te maximaliseren, zal de monopolist minder produceren en een hogere prijs vragen, wat leidt tot een daling van het consumentensurplus (CS). Het economisch verlies (deadweight loss, DWL) vertegenwoordigt win-win situaties die niet worden gerealiseerd. Naast de DWL kan er ook sprake zijn van 'rent-seeking', waarbij middelen worden ingezet om de marktpositie te behouden zonder bij te dragen aan de economie. De totale kost van een monopolie omvat dus minstens de DWL, en mogelijk ook rent-seeking kosten.
### 2.3 Monopolie versus volmaakte mededinging en innovatie
Hoewel monopolies leiden tot inefficiëntieverliezen, worden patenten verleend om innovatie te stimuleren. Tijdelijke monopolieposities stellen bedrijven in staat om de hoge kosten van onderzoek en ontwikkeling (O&O) terug te verdienen door hogere prijzen te vragen. Dit stimuleert dynamische efficiëntiewinsten, hoewel het statische inefficiënties met zich meebrengt. De discussie over patenten en de farmaceutische sector is hierbij cruciaal, waarbij de hoge prijzen van gepatenteerde medicijnen worden afgewogen tegen de noodzaak van innovatie.
### 2.4 Prijzen van gepatenteerde en generische medicijnen
Gepatenteerde medicijnen hebben, door het ontbreken van concurrentie, aanzienlijk hogere prijzen dan hun generische equivalenten, waarvan de patenten verlopen zijn. Na het verlopen van patenten en de introductie van generische middelen, dalen de prijzen sterk. De prijs van generieke geneesmiddelen daalt verder naarmate het aantal producenten toeneemt. Originele merknaamproducten proberen hun prijs te handhaven. De ontwikkeling van medicijnen is kostbaar en het aantal succesvolle geneesmiddelen stijgt niet evenredig met de kosten, wat de kosten per succesvol geneesmiddel sterk doet stijgen. Farmaceutische ondernemingen laten significant hogere winstmarges zien dan bedrijven in andere sectoren.
### 2.5 Prijsstrategieën door prijsdiscriminatie
Bedrijven maken steeds vaker gebruik van 'big data' om prijsstrategieën toe te passen. Dit kan leiden tot verschillende vormen van prijsdiscriminatie:
#### 2.5.1 Perfecte prijsdiscriminatie (eerste graads)
Bij perfecte prijsdiscriminatie kan de monopolist de exacte bereidheid tot betalen van elke consument observeren en een prijs per eenheid vaststellen die gelijk is aan die bereidheid. In dit geval wordt al het consumentensurplus omgezet in winst van de monopolist en is er geen efficiëntieverlies. Dit scenario is echter zelden realistisch, hoewel technologische ontwikkelingen en big data het dichterbij brengen. Klachten over 'eerlijkheid' kunnen dit echter belemmeren.
#### 2.5.2 Marktsegmentatie
Hierbij wordt de markt opgedeeld in segmenten met verschillende prijselasticiteiten. De monopolist past per segment een andere prijs toe om de winst te maximaliseren. Een voorbeeld hiervan zijn bioscooptarieven voor jongeren en volwassenen. De winst is groter dan bij een uniforme prijs, mits doorverkoop tussen segmenten effectief wordt voorkomen.
#### 2.5.3 Zelfselectie
Wanneer de bereidheid tot betalen niet direct observeerbaar is, kunnen consumenten zichzelf selecteren op basis van andere kenmerken.
* **Intertemporele prijsdiscriminatie:** Dit is prijsdiscriminatie op basis van het tijdstip waarop een goed of dienst wordt aangeboden. Voorbeelden zijn treintickets tijdens spits- en buiten spitsuren of soldenperiodes voor kleding.
* **Niet-intertemporele prijsdiscriminatie:** Hierbij kunnen consumenten kiezen tussen verschillende versies van een product (bv. economy/business class in vliegtuigen, diesel/benzine auto's) die geprijsd zijn op basis van de bereidheid tot betalen van de betreffende groep.
### 2.6 De rol van big data en de toename van marktmacht
Het gebruik van big data, zoals via klantenkaarten, stelt bedrijven in staat om klantgedrag te analyseren en hun bereidheid tot betalen beter in te schatten. Dit kan niet alleen gebruikt worden voor gerichte advertenties, maar ook voor geavanceerdere prijszettingsstrategieën. Hoewel sommige bedrijven, zoals Amazon in het verleden, experimenteerden met gedifferentieerde prijzen, is dit controversieel en kan het leiden tot onzekerheid bij de consument.
Er is een tendens tot toenemende concentratie in sectoren, gemeten aan de hand van concentratie-indices zoals de C4-index (aandeel van de vier grootste bedrijven in de totale omzet). Mark-ups (de verhouding prijs/marginale kost) zijn historisch hoog, wat kan duiden op toenemende marktmacht. Factoren zoals afnemende toetreders en een recordaantal fusies en overnames versterken deze trend.
### 2.7 Concurrentiemodellen in de praktijk
* **Cournot-competitie:** Bedrijven concurreren op hoeveelheid, waarbij capaciteit een beperkende factor is. Dit leidt tot winst, vooral bij een kleiner aantal spelers.
* **Bertrand-competitie:** Bedrijven concurreren op prijs. Bij homogene producten en voldoende capaciteit leidt dit tot een prijzenoorlog waarbij de prijs gelijk wordt aan de marginale kost en de winst nul is (de Bertrand-paradox).
De realiteit is vaak genuanceerder: productdifferentiatie zorgt ervoor dat zelfs bij prijsaanpassingen van concurrenten, een bedrijf niet al zijn klanten verliest. Prijsreactiecurves voor gedifferentieerde producten hebben een stijgend verloop, maar met een helling kleiner dan 1, wat aangeeft dat prijsdalingen slechts gedeeltelijk worden beantwoord.
### 2.8 Overheidsinterventie bij natuurlijke monopolies
Overheden kunnen ingrijpen bij natuurlijke monopolies (waar dalende gemiddelde kosten schaalvoordelen creëren). Een outputbelasting is inefficiënt. Een winstbelasting is beter, maar verandert de optimale output niet en laat de DWL ongewijzigd; het is slechts een transfer van winst naar de overheid. Het instellen van een maximumprijs kan de markt dichter bij het efficiënte punt brengen. Een optimale maximumprijs zou gelijk kunnen zijn aan de efficiënte prijs, eventueel gecombineerd met subsidies om verliezen te dekken, of de Ramsey-prijs (laagste prijs die winst ≥ 0 garandeert).
---
# Marktmacht en concurrentiemodellen
Dit onderdeel onderzoekt de mate van marktmacht die bedrijven kunnen uitoefenen, met behulp van concentratie-indices en mark-ups, en analyseert verschillende concurrentiemodellen zoals Cournot en Bertrand, inclusief hun implicaties voor winst en prijzen.
### 3.1 De aard van marktmacht
Marktmacht verwijst naar het vermogen van een bedrijf om prijzen boven de marginale kosten te zetten en winst te genereren. Dit staat in contrast met volmaakte mededinging, waar bedrijven prijsnemers zijn en prijzen gelijk zijn aan marginale kosten. Hoewel zuivere monopolies zeldzaam zijn, bieden ze een nuttig referentiepunt voor het analyseren van strategische beslissingen in minder extreme marktvormen zoals oligopolies.
#### 3.1.1 Oorzaken van marktmacht
Marktmacht ontstaat vaak door toetredingsbelemmeringen, die wettelijk, technologisch of strategisch van aard kunnen zijn:
* **Wettelijke belemmeringen:** Overheden kunnen toetreding beperken door middel van patenten, licenties of vergunningen. Een voorbeeld hiervan is een spoorwegennetwerk.
* **Technologische belemmeringen:** Unieke productiemethoden of formules kunnen een bedrijf marktmacht verlenen, zoals het productgeheim van Coca-Cola.
* **Strategische belemmeringen:** Hoge investeringen in bijvoorbeeld reclamecampagnes kunnen potentiële nieuwkomers ontmoedigen.
#### 3.1.2 Het monopoliegeval
Een monopolist is de enige aanbieder van een product zonder nauwe substituten. De winstmaximaliserende outputkeuze voor een monopolist wordt bepaald door het punt waar de marginale opbrengst ($MO$) gelijk is aan de marginale kost ($MK$).
Bij een lineaire vraagcurve is de marginale opbrengstcurve een rechte lijn met een tweemaal zo grote helling als de vraagcurve, beginnend op hetzelfde snijpunt met de verticale as.
* Als $MO > MK$, dient het bedrijf meer te produceren om de winst te verhogen.
* Als $MO < MK$, dient het bedrijf minder te produceren om de winst te verhogen.
Het punt waar de winst maximaal is, ligt echter meestal waar de prijs boven de marginale kosten ligt, wat leidt tot een consumentensurplusdaling en efficiëntieverlies (deadweight loss, $DWL$).
#### 3.1.3 De kost van monopolie
De totale kost van een monopolie bestaat uit:
* **Deadweight loss ($DWL$):** Dit is het welvaartsverlies dat ontstaat doordat win-win situaties niet worden gerealiseerd.
* **Rent-seeking:** Dit omvat de inspanningen die een monopolist levert om zijn marktmacht te behouden, zoals lobbyen, wat kan leiden tot economische inefficiëntie zonder bij te dragen aan de maatschappelijke welvaart.
#### 3.1.4 Monopolie versus volmaakte mededinging
Hoewel monopolies leiden tot efficiëntieverliezen, worden ze soms getolereerd om andere redenen. Patenten, bijvoorbeeld, verlenen een tijdelijke monopoliepositie om innovatie te stimuleren. De hogere prijzen die monopolies kunnen vragen, stellen bedrijven in staat om de hoge kosten van onderzoek en ontwikkeling ($O&O$) terug te verdienen. Dit is een afweging tussen statische efficiëntieverliezen van een monopolie en de dynamische efficiëntiewinsten van innovatie.
> **Tip:** Het debat over patenten en de farmaceutische sector illustreert dit spanningsveld: hoge prijzen voor medicijnen worden gerechtvaardigd door de noodzaak van innovatie, ondanks de economische efficiëntieverliezen.
### 3.2 Concentratie en marktmacht meten
Om de mate van marktmacht te kwantificeren, worden verschillende indicatoren gebruikt.
#### 3.2.1 Concentratie-indices
Concentratie-indices meten de mate waarin de markt in handen is van een klein aantal grote bedrijven.
* **C4-index:** Dit is een veelgebruikte maatstaf die het gecombineerde marktaandeel van de vier grootste bedrijven in een sector weergeeft. Een hogere C4-index duidt op een hogere concentratie. In volmaakte mededinging neigt de C4 naar nul, terwijl deze in een puur monopolie naar één neigt.
* **C20-index:** Een vergelijkbare index die de concentratie van de twintig grootste bedrijven meet.
> **Tip:** Concentratie-indices meten de marktstructuur, maar niet direct de marktmacht zelf. Ze zijn echter wel een sterke indicator.
#### 3.2.2 Mark-ups
Mark-ups meten hoeveel de prijs van een product de marginale kosten overschrijdt, wat een directe indicator is van marktmacht.
* Voor een bedrijf dat winst maximaliseert in volmaakte mededinging geldt $p = MO = MK$. De mark-up is dus nul.
* Voor een bedrijf met marktmacht geldt $p > MK$. Een hogere mark-up duidt op meer marktmacht.
Onderzoek suggereert een tendens tot toenemende concentratie en hogere mark-ups wereldwijd door de jaren heen, wat kan duiden op een toename van marktmacht.
### 3.3 Concurrentiemodellen
Verschillende modellen beschrijven hoe bedrijven concurreren in markten met minder dan volmaakte mededinging. De keuze van het model hangt af van de aard van het product (homogeen of gedifferentieerd) en de flexibiliteit van de productiecapaciteit.
#### 3.3.1 Cournot-competitie
Dit model is van toepassing wanneer bedrijven concurreren op basis van de hoeveelheid die ze produceren, en de productiecapaciteit niet snel aanpasbaar is. Bedrijven nemen de productiehoeveelheid van concurrenten in overweging bij hun eigen productiebeslissingen.
* **Residuele vraag:** De vraag die voor een bedrijf overblijft nadat rekening is gehouden met de productie van andere bedrijven.
* **Reactiecurves:** Beschrijven de optimale productiehoeveelheid van een bedrijf als functie van de productiehoeveelheid van de concurrent.
* **Cournot-Nash-evenwicht:** Het snijpunt van de reactiecurves, waarbij geen enkel bedrijf zijn uitkomst kan verbeteren door eenzijdig zijn productie aan te passen.
In het Cournot-model wordt winst gemaakt, de hoogte ervan hangt af van het aantal spelers en hun strategische interactie.
> **Example:** De productie van geheugenchips, waar productiefaciliteiten grote investeringen vereisen en niet snel aangepast kunnen worden, kan adequaat gemodelleerd worden met Cournot-competitie.
#### 3.3.2 Bertrand-competitie
Dit model is van toepassing wanneer bedrijven concurreren op basis van prijs, met name als de capaciteit flexibel aanpasbaar is of als er overcapaciteit is.
* **Prijscompetitie:** Bedrijven hebben de prikkel om net onder de prijs van concurrenten te gaan om zo de gehele vraag op te vangen.
* **Bertrand-Nash-evenwicht:** Dit evenwicht treedt op wanneer de prijzen van alle bedrijven gelijk zijn aan hun marginale kosten. Dit leidt tot nul economische winst.
**De Bertrand-paradox:** Hoewel bedrijven in dit model marktmacht lijken te hebben, leidt de prijsconcurrentie tot prijzen gelijk aan marginale kosten, wat resulteert in nul winst. Dit is een paradox omdat men zou verwachten dat marktmacht tot winst leidt.
> **Example:** Koffieshops in een druk station, waar ze snel op prijswijzigingen van concurrenten kunnen reageren en de producten relatief homogeen zijn, kunnen het Bertrand-model illustreren.
> **Tip:** De realiteit wijkt vaak af van de strikte aannames van Bertrand-competitie. Productdifferentiatie en beperkte klantentrouw zorgen ervoor dat bedrijven niet al hun klanten verliezen bij een kleine prijsverhoging, wat hen enige marktmacht behoudt.
#### 3.3.3 Vergelijking van modellen
* **Homogene producten, flexibele capaciteit:** Bertrand-competitie leidt tot prijzen gelijk aan marginale kosten en nul winst.
* **Homogene producten, niet-flexibele capaciteit:** Cournot-competitie leidt tot winstgevendheid, afhankelijk van het aantal spelers.
* **Gedifferentieerde producten:** Dit verleent bedrijven marktmacht, zelfs bij prijsconcurrentie, omdat ze niet alle klanten verliezen aan een concurrent met een lagere prijs. De prijsreactiefuncties in dit geval zijn positief, maar hebben een helling kleiner dan één, wat duidt op een gedeeltelijke aanpassing aan prijsdalingen van concurrenten.
### 3.4 Prijsdiscriminatie
Bedrijven met marktmacht kunnen prijsdiscriminatie toepassen om hun winst te maximaliseren, waarbij ze verschillende prijzen vragen aan verschillende klanten voor hetzelfde product of een vergelijkbaar product.
#### 3.4.1 Perfecte prijsdiscriminatie (prijsdiscriminatie van de eerste graad)
Hierbij kent het bedrijf exact de betalingsbereidheid van elke individuele consument en rekent het die prijs aan. Dit leidt tot het maximaliseren van het totale surplus, waarbij al het surplus naar de producent gaat en er geen efficiëntieverlies is. Dit scenario is echter zelden realistisch.
> **Tip:** Met de opkomst van 'big data' en geavanceerde analyses, bewegen bedrijven steeds dichter naar perfecte prijsdiscriminatie, hoewel dit vaak leidt tot klachten over 'eerlijkheid'.
#### 3.4.2 Marktsegmentatie
Hierbij deelt het bedrijf de markt op in verschillende groepen op basis van observeerbare kenmerken (bv. leeftijd, studentenstatus) en vraagt verschillende prijzen aan elke groep. Dit vereist dat de betalingsbereidheid per groep verschilt en dat doorverkoop tussen groepen onmogelijk of kostbaar is.
> **Example:** Bioscoopkaartjes voor studenten, ouderen of op specifieke dagen/tijden zijn voorbeelden van marktsegmentatie.
#### 3.4.3 Zelfselectie
Wanneer betalingsbereidheid niet direct observeerbaar is, kan het bedrijf consumenten laten zelfselecteren via verschillende productvarianten of aanbiedingen. Consumenten met een hogere betalingsbereidheid kiezen vaker voor de duurdere optie.
* **Intertemporele prijsdiscriminatie:** Prijsverschillen op basis van het moment van aankoop (bv. treintickets tijdens dal- en piekuren).
* **Niet-intertemporeel:** Verschillen in productkwaliteit of kenmerken (bv. economy vs. business class vliegtickets).
> **Example:** De uitverkoop (solden) is een vorm van intertemporele prijsdiscriminatie, waarbij consumenten die weinig bereid zijn te betalen, wachten op lagere prijzen.
### 3.5 Factoren die marktmacht beïnvloeden
* **Aantal concurrenten:** Hoe meer concurrenten, hoe lager de marktmacht.
* **Productdifferentiatie:** Producten die uniek zijn of als zodanig worden waargenomen, verlenen marktmacht.
* **Toetredingsbelemmeringen:** Hoge belemmeringen beschermen de marktmacht van bestaande bedrijven.
* **Big Data en technologie:** Stelt bedrijven in staat om betalingsbereidheid beter in te schatten en prijsstrategieën te verfijnen.
De analyse van marktmacht en concurrentiemodellen is cruciaal om de economische welvaart te begrijpen en te beoordelen of markten efficiënt functioneren.
---
# De rol van patenten in de farmaceutische industrie
Dit onderwerp onderzoekt de rechtvaardiging van patenten voor medicijnen, de impact ervan op prijzen, de vergelijking met generische middelen, en de discussie rondom innovatie en terugverdiening van ontwikkelingskosten.
### 4.1 Het belang van patenten en marktmacht in de farmaceutische sector
**4.1.1 Patenten als wettelijke basis voor marktmacht**
Medicijnen kunnen, vanwege hun uitvinding, beschermd worden door patenten. Deze patenten verlenen een bedrijf een alleenrecht om een uitvinding gedurende een bepaalde periode te commercialiseren, typisch 20 jaar. Dit creëert een wettelijke situatie van marktmacht, vergelijkbaar met een monopolie. Het doel achter deze bescherming is om bedrijven de mogelijkheid te geven de hoge kosten van onderzoek en ontwikkeling (O&O) terug te verdienen, en hen te stimuleren tot verdere innovatie.
**4.1.2 Kosten, prijzen en winsten van gepatenteerde medicijnen**
Gepatenteerde medicijnen worden aanzienlijk duurder verkocht dan hun geschatte generische productiekosten. Dit komt doordat de prijzen van deze medicijnen, zonder directe concurrentie, vele malen hoger liggen dan de prijzen van vergelijkbare medicijnen waarvan het patent is verlopen.
* **Prijsverschillen COVID-19 behandelingen:** Er zijn grote prijsverschillen waargenomen in COVID-19 behandelingen tussen landen, mede afhankelijk van de economische welvaart. Gepatenteerde medicijnen zijn aanzienlijk duurder dan medicijnen waarvan het patent is verlopen.
**4.1.3 Generische middelen als concurrentie**
Generische geneesmiddelen zijn identieke kopieën van originele medicijnen waarvan het patent is verlopen. Ze bieden dezelfde therapeutische werking maar tegen een significant lagere prijs. Het vervallen van patenten leidt tot een overgang van een monopoliesituatie naar een mededingingsmarkt, wat doorgaans resulteert in een prijsdaling. Naarmate het aantal generische producenten toeneemt, daalt de prijs verder, en kan deze richting nul gaan bij hevige concurrentie. Originele medicijnproducenten proberen hun prijs te handhaven of zelfs te laten stijgen na het verstrijken van het patent.
### 4.2 De discussie rond innovatie en terugverdiening van ontwikkelingskosten
**4.2.1 Ontwikkelingskosten en de noodzaak van winst**
De ontwikkelingskosten van medicijnen zijn de afgelopen decennia sterk gestegen. Tegelijkertijd is het aantal succesvolle geneesmiddelen niet evenredig mee gestegen, wat impliceert dat de kosten per succesvol geneesmiddel aanzienlijk zijn toegenomen. Farmaceutische ondernemingen realiseren doorgaans significant hogere netto winstmarges dan bedrijven in andere sectoren. De vraag is of patenten en de daaruit voortvloeiende monopoliewinsten noodzakelijk zijn om deze hoge O&O-kosten te dekken en innovatie te stimuleren.
**4.2.2 Stimuleren patenten innovatie effectief?**
Het is een controversieel onderwerp of patenten effectief innovatie stimuleren. Enerzijds bieden monopoliewinsten een sterke prikkel om te innoveren. Anderzijds kunnen er ook negatieve effecten optreden, zoals angst voor het schaden van eerdere patenten door nieuwe uitvindingen. Bovendien zijn patenten mogelijk niet voldoende op zichzelf om innovatie te stimuleren; economische ontwikkeling, onderwijsniveau en economische vrijheid spelen ook een belangrijke rol.
**4.2.3 Terugverdiening van kosten versus statische efficiëntieverliezen**
Statische efficiëntieverliezen (deadweight loss) die ontstaan door monopoliewinsten, moeten soms worden afgewogen tegen dynamische efficiëntiewinsten, zoals innovatie die door tijdelijke monopolieposities wordt gestimuleerd. Patenten maken het mogelijk om de kosten van O&O terug te verdienen via hogere prijzen, maar dit gaat gepaard met economische efficiëntieverliezen en soms ook met rent-seeking gedrag, waarbij middelen worden aangewend om de marktpositie te behouden zonder bij te dragen aan de maatschappij. De totale kost van monopolie bestaat uit "deadweight loss" en "rent-seeking".
### 4.3 Prijsstrategieën en marktmacht
**4.3.1 Perfecte prijsdiscriminatie**
In een theoretisch scenario van perfecte prijsdiscriminatie kan een monopolist elke eenheid verkopen tegen de maximale prijs die een consument bereid is te betalen. Dit zou leiden tot de maximale winst voor de producent en het verdwijnen van het consumentensurplus. Dit scenario is echter zelden realistisch omdat het perfect kennen van de bereidheid tot betalen van elke consument logistiek zeer moeilijk is.
**4.3.2 Marktsegmentatie en zelfselectie**
Meer realistische prijsstrategieën omvatten marktsegmentatie en zelfselectie.
* **Marktsegmentatie:** Hierbij wordt de markt opgedeeld op basis van consumentenkenmerken (bv. leeftijd, inkomen). Verschillende prijzen worden gehanteerd voor verschillende segmenten om de winst te maximaliseren.
* **Zelfselectie:** Consumenten kiezen zelf in welk prijssegment zij willen vallen, vaak op basis van andere attributen dan enkel prijs (bv. flexibiliteit van een vliegticket, tijdstip van een treinreis). Dit kan leiden tot intertemporele prijsdiscriminatie (prijsverschillen op basis van het tijdstip van aankoop) of prijsdiscriminatie via productkenmerken.
**4.3.3 De rol van "big data"**
De toenemende beschikbaarheid van "big data" over consumentengedrag stelt bedrijven in staat om prijsstrategieën te ontwikkelen die dichter bij perfecte prijsdiscriminatie komen. Hoewel dit kan leiden tot hogere prijzen, kan het ook worden ingezet voor klantbinding of om de efficiëntie te verhogen. Klachten over "eerlijkheid" en reputatieschade kunnen echter een beperking vormen voor extreem prijsdifferentiatiebeleid.
### 4.4 Concentratie van marktmacht
**4.4.1 Meten van marktmacht**
Marktmacht kan worden gemeten aan de hand van verschillende indicatoren, zoals de concentratie-index (bv. C4-index, die het marktaandeel van de vier grootste bedrijven meet) en mark-ups (de verhouding tussen prijs en marginale kost). Een hogere C4-index en hogere mark-ups duiden op meer marktmacht en dus minder concurrentie.
**4.4.2 Tendensen in de markt**
Er is een globale tendens waargenomen tot toename van concentratie in markten. Het aantal toetreders daalt, fusies en overnames nemen toe, en mark-ups zijn historisch hoog. Dit suggereert een toename van marktmacht in veel sectoren.
### 4.5 Concurrentiemodellen en winstgevendheid
**4.5.1 Cournot versus Bertrand competitie**
* **Cournot-model:** Beschrijft concurrentie op basis van hoeveelheid. Bedrijven bepalen hun productiecapaciteit, rekening houdend met de verwachte productie van concurrenten. Dit model wordt vaak toegepast in sectoren waar capaciteit niet snel aanpasbaar is, zoals bij geheugenchips. Cournot-competitie kan leiden tot winst.
* **Bertrand-model:** Beschrijft prijsconcurrentie. Bedrijven concurreren door hun prijzen te verlagen totdat deze gelijk zijn aan de marginale kosten, wat leidt tot nul winst. Dit model is van toepassing als de capaciteit snel aanpasbaar is of er overcapaciteit is, zoals bij koffieverkopers.
**4.5.2 De Bertrand paradox**
De Bertrand paradox stelt dat zelfs met marktmacht, bedrijven geen winst maken als ze concurreren op prijs met homogene producten. Dit komt doordat er een constante prikkel is om de prijs net iets lager te zetten dan de concurrent, wat resulteert in een prijzenoorlog. In de praktijk is productdifferentiatie echter gangbaar, wat bedrijven enige marktmacht en winstgevendheid kan verschaffen, zelfs in een competitieve omgeving.
**4.5.3 Experimentele bevindingen**
Experimenten met Cournot- en Bertrand-spelen hebben aangetoond dat de theoretische voorspellingen van deze modellen in de praktijk niet altijd volledig worden gerealiseerd, maar wel indicaties geven van marktgedrag. Zelfs met marktmacht hoeft er niet altijd winst te zijn, afhankelijk van het type concurrentie en het aantal spelers.
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Monopolie | Een marktvorm waarbij één enkele aanbieder voorziet in de vraag naar een product waarvoor geen (goede) substituten bestaan. |
| Oligopolie | Een marktvorm waarbij een klein aantal aanbieders een grote markt domineert, wat leidt tot strategische interacties tussen deze spelers. |
| Gedifferentieerde producten | Producten die door consumenten als verschillend worden beschouwd van die van concurrenten, zelfs als ze tot dezelfde productcategorie behoren, vaak door middel van branding, kwaliteit of extra diensten. |
| Marktmacht | Het vermogen van een onderneming om de prijs van haar product te beïnvloeden zonder de vraag volledig te verliezen, wat vaak het gevolg is van concurrentievoordelen of marktstructuren. |
| Toetredingsbelemmeringen | Factoren die het voor nieuwe ondernemingen moeilijk maken om een markt te betreden, zoals hoge startkosten, wettelijke voorschriften, patenten of gevestigde merknamen. |
| Patenten | Een wettelijk recht dat een uitvinder exclusief de commerciële exploitatie van zijn uitvinding toekent voor een bepaalde periode, ter stimulering van innovatie. |
| Economische kost | De totale kosten van een onderneming, inclusief zowel expliciete (zichtbare) kosten zoals lonen en materialen, als impliciete (onzichtbare) kosten zoals de gemiste opportuniteitskosten van eigen middelen. |
| Volmaakte mededinging | Een theoretische marktvorm waarbij veel kleine bedrijven identieke producten verkopen, en geen enkele onderneming invloed heeft op de marktprijs. |
| Dead-weight loss (DWL) | Een efficiëntieverlies dat optreedt wanneer de maatschappelijke welvaart wordt verminderd omdat de markt niet in een optimaal evenwicht functioneert, vaak als gevolg van monopolies of belastingen. |
| Rent-seeking | Het nastreven van economisch voordeel door middel van manipulatie van de economische of politieke omgeving, in plaats van door het creëren van nieuwe rijkdom. |
| Productdifferentiatie | Het proces waarbij een onderneming haar producten of diensten onderscheidt van die van concurrenten, door middel van kenmerken zoals kwaliteit, ontwerp, merknaam of extra diensten. |
| Prijsdiscriminatie | Het in rekening brengen van verschillende prijzen voor hetzelfde product of dezelfde dienst aan verschillende klanten, zonder dat dit gerechtvaardigd wordt door kostenverschillen. |
| Perfecte prijsdiscriminatie (eerste-orde) | Een theoretisch scenario waarbij een verkoper elke eenheid van een product verkoopt tegen de maximale prijs die elke individuele koper bereid is te betalen. |
| Marktsegmentatie | Het opdelen van een markt in verschillende groepen consumenten met vergelijkbare behoeften of kenmerken, om gerichte marketing- en prijsstrategieën toe te passen. |
| Zelfselectie | Een prijsstrategie waarbij consumenten zichzelf indelen in verschillende groepen op basis van hun bereidheid tot betalen, door middel van het aanbieden van productvarianten met verschillende prijs-kwaliteitverhoudingen. |
| Big data | Grote en complexe datasets die zo omvangrijk zijn dat traditionele gegevensverwerkingsapplicaties onvoldoende zijn om ze te analyseren. Deze data worden gebruikt voor patronen en trends. |
| Concentratie-index (bijv. C4) | Een maatstaf die de mate van marktconcentratie in een sector aangeeft door het aandeel van de grootste bedrijven (bijv. de vier grootste) in de totale omzet te berekenen. |
| Mark-up (prijs/MK) | De verhouding tussen de verkoopprijs van een product en de marginale kostprijs van de productie ervan, wat een indicator kan zijn van marktmacht. |
| Cournot-competitie | Een economisch model van oligopolie waarin bedrijven gelijktijdig beslissen over de hoeveelheid die ze produceren, en waarbij de prijs wordt bepaald door de totale marktvraag en de som van de geproduceerde hoeveelheden. |
| Bertrand-competitie | Een economisch model van oligopolie waarin bedrijven gelijktijdig beslissen over de prijs die ze vragen, en waarbij consumenten het product kopen van de aanbieder met de laagste prijs. |
| Nash-evenwicht | Een situatie in een spel waarbij elke speler de best mogelijke strategie heeft gekozen, gegeven de strategieën van de andere spelers, zodat geen enkele speler een prikkel heeft om zijn strategie eenzijdig te wijzigen. |
| Generische middelen | Geneesmiddelen die identieke kopieën zijn van originele medicijnen waarvan het patent is verlopen, en die dezelfde therapeutische werking bieden tegen een lagere prijs. |
| Opportuniteitskosten | De waarde van de best mogelijke alternatieve investering die men opgeeft wanneer men een bepaalde keuze maakt; de kosten van het niet-kiezen van het beste alternatief. |
| Productielicentie | Een wettelijke toestemming die door een overheid of regelgevende instantie wordt verleend om een bepaald product te produceren of te verkopen, vaak in sectoren waar veiligheid of specifieke normen vereist zijn. |
| Strategische toetredingsbelemmeringen | Handelingen die een gevestigde onderneming onderneemt om potentiële nieuwkomers te ontmoedigen, zoals agressieve prijsstelling, overmatige reclame of het snel uitputten van schaarse middelen. |
| Rationele keuze theorie | Een economische theorie die ervan uitgaat dat individuen rationele beslissingen nemen door kosten en baten af te wegen om hun eigenbelang te maximaliseren. |
| Vraagcurve | Een grafische weergave die de relatie toont tussen de prijs van een goed of dienst en de hoeveelheid die consumenten bereid zijn te kopen bij verschillende prijzen. |
| Kostenfunctie | Een wiskundige relatie die de totale kosten van productie weergeeft als functie van de geproduceerde output. |
| Marginale kost (MK) | De extra kost die gepaard gaat met het produceren van één extra eenheid van een goed of dienst. |
| Totale kost | De som van alle vaste en variabele kosten die een onderneming maakt om een bepaalde hoeveelheid goederen of diensten te produceren. |
| Consumentensurplus (CS) | Het verschil tussen de maximale prijs die consumenten bereid zijn te betalen voor een goed of dienst en de werkelijke marktprijs. |
| Producentensurplus (PS) | Het verschil tussen de prijs die een producent ontvangt voor een goed of dienst en de minimale prijs waarvoor hij bereid is het te verkopen (de marginale kost). |
| Maximumprijs | Een door de overheid ingesteld prijsplafond dat voorkomt dat de prijs van een goed of dienst boven een bepaald niveau stijgt. |
| Outputbelasting | Een belasting die wordt geheven op de hoeveelheid geproduceerde goederen of diensten. |
| Winstbelasting | Een belasting die wordt geheven op de winst die een onderneming maakt. |
| Natuurlijk monopolie | Een situatie waarin één enkele producent de gehele markt kan voorzien tegen lagere kosten dan wanneer er meerdere producenten zouden zijn, vaak door grote schaalvoordelen. |