Cover
ابدأ الآن مجانًا H21 (251-278p)- les 10
Summary
# Beoordeling van ongelijkheid en rechtvaardigheid
Dit onderdeel van de studiehandleiding behandelt de morele en maatschappelijke oordelen over inkomens- en vermogensongelijkheid, inclusief de oorzaken, gevolgen en de rol van de overheid in herverdeling.
### 1.1 Het maatschappelijke debat over gelijkheid en rechtvaardigheid
Gelijkheid en rechtvaardigheid spelen een cruciale rol in het maatschappelijke debat. Concepten zoals 'gelijk loon voor gelijk werk' en het gevoel onrechtvaardig behandeld te worden, zijn belangrijke drijfveren voor menselijk handelen. De beoordeling van ongelijkheid is een moreel oordeel dat losstaat van welvaartsverlies. Oorzaken en gevolgen van ongelijkheid en armoede worden geanalyseerd binnen dit kader [1](#page=1) [2](#page=2).
#### 1.1.1 Gevolgen van externe factoren op ongelijkheid
Situaties zoals bezuinigingen, inflatie door hogere gasprijzen en de noodzaak om CO2-uitstoot te reduceren, hebben directe gevolgen voor de verdeling van lasten en de impact op verschillende inkomensgroepen. Pigouviaanse heffingen, hoewel potentieel efficiënt, kunnen ook leiden tot een grotere last voor mensen met een lager inkomen [1](#page=1) [2](#page=2).
#### 1.1.2 De rol van de overheid: ex ante en ex post interventies
De overheid kan ingrijpen om de verdeling van welvaart gelijker of rechtvaardiger te maken. Dit kan op twee manieren:
* **Ex ante:** Voordat de markt haar werk doet, bijvoorbeeld door gelijke toegang tot onderwijs te garanderen [2](#page=2).
* **Ex post:** Nadat de markt haar werk heeft gedaan, bijvoorbeeld door herverdeling via inkomensbelasting [2](#page=2).
### 1.2 Verschillende perspectieven op rechtvaardigheid en gelijkheid
De beoordeling van ongelijkheid hangt af van de gekozen principes voor gelijkheid van kansen.
#### 1.2.1 Principes voor gelijkheid van kansen
Verschillende principes vormen de basis voor hoe ongelijkheid wordt beoordeeld:
* **Strict egalitarian:** Streeft naar gelijke verdeling onder alle omstandigheden [3](#page=3).
* **Choice egalitarian:** Beloning voor keuzes, met compensatie voor factoren buiten de eigen controle (geslacht, etniciteit, sociale achtergrond, talent) [3](#page=3).
* **Meritocratisch:** Beloning voor talent en inzet, met compensatie voor factoren buiten de eigen controle [3](#page=3).
* **Libertair:** Beloning voor wat het individu realiseert, zonder compensatie [3](#page=3).
#### 1.2.2 Verantwoordelijkheid en omstandigheden
Een kernvraag bij de beoordeling van ongelijkheid is waar de grens ligt tussen inspanningen waarvoor het individu verantwoordelijk wordt gehouden, en omstandigheden waarvoor dit niet geldt [4](#page=4).
> **Tip:** Wat als rechtvaardig wordt beschouwd, is situatieafhankelijk en hangt sterk af van de gehanteerde principes.
#### 1.2.3 Voorbeelden van rechtvaardige verdelingen
De praktijk toont aan dat de interpretatie van rechtvaardigheid varieert. Bijvoorbeeld, bij een som van gerealiseerde waarden (Q), kan de verdeling verschillen afhankelijk van of talent en geluk meegerekend worden, of enkel talent en inzet [4](#page=4).
> **Voorbeeld:** Twee personen realiseren een totale waarde Q. Als geluk meegerekend wordt, wordt Q 50-50 verdeeld. Als alleen talent telt, wordt de verdeling anders, waarbij talent (en inzet) een grotere rol speelt [4](#page=4).
#### 1.2.4 Empirisch onderzoek naar studentenopinies
Onderzoek onder studenten laat zien dat meningen verdeeld zijn, waarbij de voorkeur voor libertarianisme afneemt met de jaren, terwijl meritocratie aan belang wint [5](#page=5).
### 1.3 De multidimensionale aard van ongelijkheid
Hoewel inkomen vaak als primaire maatstaf voor vergelijking wordt gebruikt, is ongelijkheid een multidimensionaal fenomeen.
#### 1.3.1 Dimensies van welzijn
Volgens Sen, Stiglitz en Fitoussi omvat welzijn naast materiële welstand ook gezondheid, onderwijs, persoonlijke activiteiten, politieke participatie, sociale relaties, het milieu en veiligheid. Deze dimensies worden vaak over het hoofd gezien door traditionele inkomensmetingen [13](#page=13) .
#### 1.3.2 Geëquivaliseerd inkomen
Om inkomens te kunnen vergelijken tussen huishoudens van verschillende groottes, wordt het concept van geëquivalent inkomen gehanteerd. Dit houdt rekening met schaalvoordelen binnen gezinnen. De formule is:
$$ Y_E = \frac{\text{gezinsinkomen}}{\text{equivalentieschaal}} $$
waarbij de equivalentieschaal gelijk is aan de vierkantswortel van het aantal leden in het gezin. Dit geeft een indicatie van het welvaartsniveau per gezinslid [14](#page=14).
> **Voorbeeld:** Een eenpersoonshuishouden met 4000 euro inkomen heeft een geëquivalent inkomen van 4000 euro. Een huishouden van drie met 4000 euro inkomen heeft een geëquivalent inkomen van 4000 / $\sqrt{3}$ $\approx$ 2309 euro, wat aanzienlijk lager is dan een eenpersoonshuishouden met hetzelfde totale inkomen, wat de welvaart per persoon beter weergeeft [14](#page=14).
#### 1.3.3 Niveaus van inkomensongelijkheid
Inkomensongelijkheid kan op drie niveaus worden gemeten:
* **Primaire inkomensongelijkheid:** De ongelijkheid die ontstaat door marktwerking [14](#page=14).
* **Secundaire inkomensongelijkheid:** De ongelijkheid na aftrek van sociale zekerheid en directe belastingen (beschikbaar gezinsinkomen) [14](#page=14).
* **Tertiaire inkomensongelijkheid:** De ongelijkheid na aftrek van sociale zekerheid, directe belastingen en collectieve voorzieningen [14](#page=14).
### 1.4 Argumenten voor en tegen ongelijkheid
Er bestaan diverse argumenten die de wenselijkheid van gelijkheid of ongelijkheid onderbouwen.
#### 1.4.1 Argumenten waarom ongelijkheid onaantrekkelijk is
* **Rawls' theorie van rechtvaardigheid ('veil of ignorance'):** Vanuit een positie van onwetendheid over de eigen toekomstige positie in de samenleving, zou men kiezen voor een meer gelijke verdeling [6](#page=6).
* **Verzekeringsargument (risico-aversie):** Mensen zijn risico-avers en zouden daarom kiezen voor een gelijkere samenleving om zichzelf te beschermen tegen ongunstige uitkomsten [6](#page=6).
* **Maatschappelijke voorkeur voor gelijkheid:** Bevrediging van normen over gelijkheid en het principe dat individuen gelijk behandeld moeten worden en toegang moeten hebben tot basisbehoeften [6](#page=6).
* **Gelijkheid en allocatie:** Extreme ongelijkheid en armoede kunnen leiden tot criminaliteit, verminderde allocatieve efficiëntie en een rem op economische ontwikkeling door beperkte toegang tot onderwijs en menselijk kapitaal. Gelijkheid bevordert vertrouwen en sociale cohesie [6](#page=6).
* **Ongelijkheid en politiek:** Concentratie van vermogen bij een kleine groep kan leiden tot controle over het leven van minder vermogenden, ondermijning van het sociaal contract en het politieke systeem [6](#page=6).
#### 1.4.2 Argumenten pro ongelijkheid
* **Stimulans voor inspanning:** Ongelijkheid zou extra inspanningen kunnen aanmoedigen, wat leidt tot hogere economische groei [6](#page=6).
* **'Trickle-down' economie:** Ongelijkheid wordt als niet erg beschouwd omdat iedereen uiteindelijk profiteert van economische groei, die terechtkomt bij de rijken die vervolgens meer consumeren en investeren [6](#page=6).
> **Let op:** Beide argumenten pro ongelijkheid worden niet altijd empirisch ondersteund [6](#page=6).
### 1.5 Intergenerationele inkomensmobiliteit en de Great Gatsby Curve
De mate waarin inkomen van generatie op generatie wordt doorgegeven, beïnvloedt de perceptie van ongelijkheid.
#### 1.5.1 Intergenerationele inkomenselasticiteit
Dit meet in hoeverre de inkomenspositie van een kind afhangt van het inkomen van de ouders. Hoge intergenerationele inkomensmobiliteit betekent dat kinderen geboren in een gezin met een laag inkomen gelijke kansen hebben om een hoog inkomen te verwerven. Een hoge elasticiteit geeft aan dat de inkomenspositie van ouders sterk correleert met die van hun kinderen [7](#page=7).
#### 1.5.2 De Great Gatsby Curve
Deze curve toont een positief verband tussen inkomensongelijkheid in een land en de mate van intergenerationele inkomensongelijkheid. Landen met lage ongelijkheid hebben doorgaans ook een lagere doorstroming van inkomen tussen generaties, en vice versa [8](#page=8).
### 1.6 Meten van ongelijkheid: uitdagingen en benaderingen
Het meten van ongelijkheid kent verschillende uitdagingen op het gebied van data en methodologie.
#### 1.6.1 Problemen bij het meten van ongelijkheid
* **Welke maatstaf gebruiken?** Uurloon, maandloon, jaarinkomen of levensinkomen?. Gezinsinkomen of inkomen per gezinslid? [19](#page=19).
* **Inkomstenbronnen:** Inkomen uit arbeid en/of kapitaal? Vermogen of inkomen? [20](#page=20).
* **Dynamische aard van inkomen:** Inkomen is vaak een momentopname. Jongeren hebben doorgaans een lager inkomen dan ouderen, wat geen weerspiegeling is van hun gehele levensloop [20](#page=20).
* **Kansen versus uitkomsten:** Is absolute gelijkheid wenselijk, en hoe verhoudt dit zich tot gelijkheid van kansen? [20](#page=20).
* **Een- of multidimensionaliteit:** Is inkomensongelijkheid de enige relevante vorm van ongelijkheid, of moeten ook aspecten als gezondheid, geluk en work-life balance worden meegenomen? [20](#page=20).
#### 1.6.2 Empirische analyse van wereldwijde inkomensgroei
Branko Milanovic's analyse van de inkomensgroei tussen 1988 en 2008, per percentiel van het wereldwijde inkomen, toont een "olifantencurve". Hieruit blijkt dat de middenklasse in opkomende economieën (zoals China) aanzienlijk in inkomen is gestegen, de allerrijksten ook, terwijl de lagere middenklasse in rijke landen reëel achteruit is gegaan [20](#page=20).
### 1.7 Gevolgen van armoede
Armoede heeft ingrijpende en langdurige gevolgen voor individuen en hun levensloop.
#### 1.7.1 Dagelijkse overlevingsstrijd
Mensen in armoede hebben vaak weinig tijd of energie om in de toekomst te investeren, zoals het volgen van opleidingen of het zoeken naar werk, wat het uit armoede geraken bemoeilijkt [22](#page=22).
#### 1.7.2 Armoede bij geboorte en jeugd
Armoede bij de geboorte en tijdens de jeugd kan ernstige gevolgen hebben voor de gezondheid, onder andere door blootstelling aan vervuiling, wat de verdere levensloop beïnvloedt op het gebied van inkomen en studiekeuzes. Dit legt een verband tussen externaliteiten en ongelijkheid [22](#page=22).
---
# Meten van ongelijkheid en armoede
Dit onderwerp behandelt de kwantificering van economische ongelijkheid en armoede door middel van diverse meetinstrumenten en concepten.
## 2. Meten van ongelijkheid en armoede
Het meten van ongelijkheid en armoede omvat verschillende benaderingen en concepten, variërend van grafische weergaven zoals de Lorenzcurve tot specifieke coëfficiënten en definities van armoedegrenzen [15](#page=15) [16](#page=16) [23](#page=23).
### 2.1 Methoden voor het meten van inkomensongelijkheid
Er zijn diverse methoden om inkomensongelijkheid te kwantificeren [15](#page=15) [16](#page=16).
#### 2.1.1 Decielenmethode en cumulatieve inkomensverdeling
Een basismethode is het sorteren van personen van arm naar rijk en het vergelijken van het aandeel van verschillende groepen (zoals decielen) in het totale inkomen. Door de cumulatieve inkomensaandelen van deze groepen weer te geven, ontstaat een beeld van de inkomensverdeling [15](#page=15) [16](#page=16).
#### 2.1.2 De Lorenzcurve
De Lorenzcurve is een grafische weergave die de cumulatieve inkomensverdeling toont [16](#page=16).
* **Opzet van de Lorenzcurve:**
* De X-as vertegenwoordigt het cumulatieve aandeel van de bevolking, oplopend van 0% tot 100% [16](#page=16).
* De Y-as vertegenwoordigt het cumulatieve aandeel van het inkomen, eveneens oplopend van 0% tot 100% [16](#page=16).
* **Interpretatie van de Lorenzcurve:**
* **Absolute gelijkheid:** In een situatie van perfecte gelijkheid bezit elke groep van 10% van de bevolking 10% van het inkomen. De Lorenzcurve valt dan samen met de bissectrice (de diagonale lijn van linksonder naar rechtsboven) [16](#page=16).
* **Absolute ongelijkheid:** Bij extreme ongelijkheid bezit de rijkste groep (bijvoorbeeld het 10e deciel) al het inkomen, terwijl de rest niets heeft. De curve blijft dan lang op de X-as (bijna 0%) en springt pas aan het einde omhoog [16](#page=16).
* Een meer realistische Lorenzcurve zal tussen deze twee extremen liggen [17](#page=17).
#### 2.1.3 De Gini-coëfficiënt
De Gini-coëfficiënt is een veelgebruikte maatstaf voor ongelijkheid, afgeleid van de Lorenzcurve [15](#page=15) [16](#page=16).
* **Definitie en berekening:** De coëfficiënt meet de oppervlakte tussen de Lorenzcurve en de lijn van perfecte gelijkheid, gedeeld door de totale oppervlakte onder de lijn van perfecte gelijkheid (de driehoek BxH/2) [18](#page=18).
* **Schaal:**
* Een Gini-coëfficiënt van 0 staat voor perfecte egalitaire inkomensverdeling [18](#page=18).
* Een Gini-coëfficiënt van 1 staat voor de meest extreme vorm van ongelijke verdeling [18](#page=18).
* **Caveat:** De Gini-coëfficiënt is niet altijd de beste maatstaf; herverdeling kan de Gini-coëfficiënt soms niet doen dalen, zelfs als er een verbetering is [18](#page=18).
* **Internationale vergelijking:** Vergelijkingen tussen landen laten zien dat de ongelijkheid na belastingen wordt gereduceerd, maar er zijn significante verschillen in de mate van reductie [19](#page=19).
#### 2.1.4 Problemen bij het meten van ongelijkheid
Het meten van ongelijkheid kent diverse uitdagingen met betrekking tot de benodigde gegevens en interpretatie [19](#page=19) [20](#page=20):
* **Welke maatstaf te gebruiken:** Keuzes betreffende uurloon, maandloon, jaarinkomen, levensinkomen, gezinsinkomen of inkomen per gezinslid, en inkomen uit arbeid of kapitaal beïnvloeden de resultaten [19](#page=19) [20](#page=20).
* **Momentopname versus dynamiek:** Inkomen is vaak een momentopname van een dynamisch fenomeen, wat leeftijdsverschillen in inkomen kan verdoezelen (bv. jongeren met laag inkomen, ouderen met hoger inkomen) [20](#page=20).
* **Gelijkheid van kansen versus uitkomsten:** Er is een discussie over de wenselijkheid van absolute gelijkheid en de relatie tussen ongelijkheid en rechtvaardigheid [20](#page=20).
* **Vormen van ongelijkheid:** Inkomensongelijkheid is slechts één aspect; ook ongelijkheid in welvaart (gezondheid, geluk, work-life-balance) is relevant [20](#page=20).
#### 2.1.5 Branko Milanovic's analyse van wereldwijde inkomensgroei
Branko Milanovic onderzocht de inkomensgroei tussen 1988 en 2008 op wereldwijd niveau, uitgedrukt per percentiel van de wereldwijde inkomensverdeling in 2008 [20](#page=20).
* **Grafische weergave:** De analyse resulteert in een "olifant"-vormige grafiek, waarbij de X-as het percentiel van de inkomensverdeling weergeeft en de Y-as de procentuele toename van het reële inkomen [20](#page=20).
* **Bevindingen:**
* De middenklasse wereldwijd, met name in China, is aanzienlijk in inkomen gestegen [20](#page=20).
* De allerrijksten hebben ook een aanzienlijke inkomensgroei gekend [20](#page=20).
* Lagere middenklassen in rijke landen hebben echter een reële achteruitgang ervaren, zonder verbetering op lange termijn [20](#page=20).
### 2.2 Meten van armoede
Armoede kan gemeten worden onafhankelijk van ongelijkheid, hoewel beide concepten gerelateerd zijn. Een hoge mate van ongelijkheid hoeft niet noodzakelijk samen te gaan met een hoog niveau van armoede, en vice versa [23](#page=23).
#### 2.2.1 Armoedegrenzen en de 'headcount ratio'
Een persoon wordt als arm beschouwd indien zijn inkomen onder een bepaalde armoedegrens ligt. De 'headcount ratio' meet het percentage van de bevolking dat onder deze grens valt [23](#page=23).
#### 2.2.2 Soorten armoedemeting
Er zijn verschillende manieren om armoede te meten, met variaties in de gebruikte dimensies en de definitie van de grens [23](#page=23) [24](#page=24).
* **Ééndimensionale versus multidimensionale meting:**
* Een ééndimensionale meting richt zich primair op inkomen [23](#page=23).
* Multidimensionale metingen houden rekening met andere factoren zoals gezondheid, milieu, en deelname aan maatschappelijke activiteiten [23](#page=23) [24](#page=24).
* **Absolute armoedemeting:**
* Definieert een armoedegrens op basis van fundamentele fysieke behoeften [23](#page=23).
* De **budgetmethode** wordt gebruikt om een pakket basisgoederen te bepalen en het inkomen dat nodig is om dit aan te schaffen [23](#page=23).
* Een voorbeeld hiervan is de 'X dollar per day'-grens, die universeel bedoeld is, hoewel de interpretatie van basisbehoeften kan variëren per locatie [23](#page=23).
* Historisch voorbeeld: Rowntree's werk in York in 1901, waarbij een lijst met noodzakelijke goederen (voeding, kledij, onderdak) werd opgesteld. In België waren de nettolonen voor een alleenstaande respectievelijk 1287 euro en voor een gezin met twee kinderen 2703 euro [25](#page=25).
* **Relatieve armoedemeting:**
* Definieert een armoedegrens als een percentage van het mediaaninkomen binnen een specifiek land [23](#page=23).
* Een veelgebruikte drempel is 60% van het mediaaninkomen [23](#page=23) [25](#page=25).
* Het effect van een algemene loonsverhoging is significant: bij absolute armoede kan dit leiden tot een daling van het aantal armen, terwijl bij relatieve armoede de situatie gelijk kan blijven omdat de mediaan ook stijgt. In België lag de relatieve armoedegrens in 2023 voor een alleenstaande op 1450 euro en voor een gezin met twee kinderen op 3045 euro [23](#page=23) [25](#page=25).
* **Deprivatie-indexen:**
* Meten armoede aan de hand van het niet kunnen deelnemen aan bepaalde activiteiten en het missen van essentiële goederen of diensten [24](#page=24).
* **Ernstige materiële en sociale deprivatie:** In België misten in 2023 6,1% van de bevolking minstens 7 van de 13 gedefinieerde elementen [25](#page=25).
* **Materiële en sociale deprivatie:** In 2023 hadden 10,4% van de Belgen moeite met 5 van de 13 elementen [25](#page=25).
* **Subjectieve armoedemeting:**
* Gebaseerd op de eigen inschatting van respondenten over hun financiële situatie en hun vermogen om rond te komen met hun inkomen [24](#page=24).
* In België bedroeg de subjectieve armoede in 2021 15,4% [26](#page=26).
#### 2.2.3 Evolutie van armoedecijfers in België
De armoedecijfers in België zijn in de loop der jaren aan verandering onderhevig [25](#page=25) [26](#page=26):
* **Ernstige materiële en sociale deprivatie:** Aantallen fluctueerden van 5,1% in 2013 naar 4,3% in 2019 en 6,1% in 2023 [25](#page=25).
* **Materiële en sociale deprivatie:** Cijfers varieerden van 10,2% in 2021 tot 10,4% in 2023 [25](#page=25).
* **Relatieve armoede:** De percentages daalden van 15,1% in 2013 naar 12,3% in 2023 [26](#page=26).
> **Tip:** Het is belangrijk om te beseffen dat de gekozen armoedemaatstaf (absoluut, relatief, multidimensionaal) een significant verschil kan maken in de uitkomsten en de interpretatie van armoede in een samenleving.
> **Voorbeeld:** Stel een land verhoogt alle inkomens met 10%. In een absolute armoedemeting zullen mensen die voorheen net onder de grens zaten, nu erboven komen, wat een verbetering toont. In een relatieve armoedemeting, waarbij de grens een percentage van het mediaaninkomen is, zal het mediaaninkomen ook stijgen met 10%, waardoor de relatieve positie van de groep ten opzichte van de armoedegrens onveranderd blijft.
---
# Discriminatie en de gender pay gap
Hier is de studiehandleiding voor het onderwerp Discriminatie en de gender pay gap:
## 3. Discriminatie en de gender pay gap
Dit deel van het document analyseert de verschillende vormen van discriminatie, met een specifieke focus op de oorzaken en metingen van de loonkloof tussen mannen en vrouwen.
### 3.1 Discriminatie: definities en theorieën
Discriminatie treedt op wanneer personen die even productief zijn, ongelijk worden behandeld op basis van kenmerken waar geen rekening mee gehouden mag worden, zoals leeftijd, seksuele geaardheid of geslacht. Dit kan zich voordoen op de arbeidsmarkt, maar ook op de huurmarkt, in het toerisme en in het onderwijs [9](#page=9).
Er zijn twee leidende theorieën over discriminatie:
* **Smaakdiscriminatie (taste-based discrimination):** Dit komt voor wanneer mensen niet graag interageren met individuen die bepaalde kenmerken bezitten. De aanhangers van deze theorie, zoals Gary Becker, stellen dat de markt discriminatie vanzelf elimineert [9](#page=9).
> **Tip:** Volgens Becker leidt smaakdiscriminatie tot een loonverschil voor identieke werknemers, maar dit verschil zou op termijn verdwijnen door concurrentie. Als een werkgever (A) discrimineert en een andere werkgever (B) niet, zullen werknemers die gediscrimineerd worden (bv. vrouwen) werk zoeken bij werkgever B. Op korte termijn verliest werkgever A arbeidskrachten, wat leidt tot een stijging van het loon bij A en een daling bij B. Wanneer alle werknemers zich hiervan bewust zijn, zullen mannen naar werkgever A trekken waar ze meer betaald krijgen voor hetzelfde werk, waardoor de arbeidskost per werknemer bij A daalt. Dit proces zou stoppen wanneer in beide ondernemingen hetzelfde loon wordt betaald, wat kan leiden tot segregatie waarbij mannen en vrouwen in verschillende bedrijven werken [10](#page=10) [9](#page=9).
* **Statistische discriminatie:** Hierbij is de discriminatie gebaseerd op de gemiddelde kenmerken van de groep waartoe iemand behoort. Een voorbeeld is het niet aanwerven van vrouwen omdat ze gemiddeld vaker afwezig zijn bij zwangerschap of door zorgtaken [9](#page=9).
### 3.2 De gender pay gap
De onbewerkte (unadjusted) gender pay gap wordt gedefinieerd als het verschil tussen de gemiddelde bruto uurverdiensten van mannen en vrouwen, uitgedrukt als een percentage van de gemiddelde bruto uurverdiensten van mannen [10](#page=10).
* In België bedroeg dit gemiddeld 5,0% in 2021, wat een dalende trend vertoont en lager is dan het Europees gemiddelde van 12-13% [10](#page=10).
* De kloof is groter bij oudere werknemers en in de privésector [10](#page=10).
* Factoren zoals sectoren, type jobs, opleidingsniveau, menselijk kapitaal, tenure en anciënniteit kunnen de kloof beïnvloeden [10](#page=10).
* De 'child penalty' verwijst naar het feit dat de gender pay gap sterk toeneemt met de leeftijd; onder de 25 jaar is deze klein in België, maar wordt groter naarmate men ouder wordt. Het hebben van een baarmoeder mag geen invloed hebben op het loon [11](#page=11) [12](#page=12).
#### 3.2.1 Verklaren van de gender pay gap
Om de gender pay gap te verklaren, worden modellen gebruikt die rekening houden met factoren zoals opleidingsniveau, ervaring (tenure), sector en leeftijd [12](#page=12).
* **Unadjusted gap:** Dit zijn de ruwe data die de totale verschillen tussen mannen en vrouwen weergeven [12](#page=12).
* **Explained gap:** Dit is het percentage van de kloof dat verklaard kan worden door objectieve factoren zoals opleidingsniveau en ervaring [12](#page=12).
* **Unexplained gap:** Dit is het resterende deel van de kloof waarvan de oorzaak onbekend is. Dit deel wordt beschouwd als 'echte' discriminatie, voortkomend uit voorkeuren en ongelijke behandeling van mannen en vrouwen [12](#page=12).
Ondanks de theorie dat concurrentie ongelijkheid wegwerkt, blijft er een onverklaard deel in de gender pay gap bestaan. Mogelijke redenen hiervoor zijn [13](#page=13):
* Onvoldoende concurrentie in de productmarkten [13](#page=13).
* Discriminatie door consumenten of collega's [13](#page=13).
* Statistische discriminatie [13](#page=13).
### 3.3 Ongelijkheid van wat?
Het beoordelen van 'individuele welvaart' gebeurt vaak op basis van inkomen, omdat hierover veel informatie beschikbaar is. Echter, economen zouden een vergelijking op basis van inkomen slechts als aanvaardbaar beschouwen indien alle belangrijke dimensies van het leven verhandelbaar zouden zijn op de markt [13](#page=13).
#### 3.3.1 Multidimensionale welvaart
Volgens Sen, Stiglitz en Fitoussi omvat welvaart meer dan alleen inkomen en houdt rekening met verschillende dimensies [13](#page=13) :
1. Materiële levensstandaard [13](#page=13).
2. Gezondheid [13](#page=13).
3. Onderwijs [13](#page=13).
4. Persoonlijke activiteiten, inclusief werk [13](#page=13).
5. Politieke stem en bestuur [13](#page=13).
6. Sociale connecties en relaties [13](#page=13).
7. Milieu [13](#page=13).
8. Onzekerheid (economisch en fysiek) [13](#page=13).
Deze dimensies vormen samen het welzijn van mensen, maar worden door traditionele inkomensmetingen vaak over het hoofd gezien [13](#page=13).
---
# Gelijkheid van kansen en uitkomsten
Dit onderwerp verkent de principes achter gelijkheid van kansen, de uitdagingen bij het definiëren van verantwoordelijkheid en omstandigheden, en de implicaties voor een rechtvaardige verdeling.
### 4.1 Principes van gelijkheid van kansen
Er zijn verschillende principes die ten grondslag liggen aan de gedachte van gelijkheid van kansen [3](#page=3):
* **'Strict egalitarian'**: Dit principe stelt dat, ongeacht de omstandigheden, er altijd een gelijke verdeling moet zijn. Er mag geen ongelijkheid bestaan; een goede verdeling is een gelijke verdeling [3](#page=3).
* **'Choice egalitarian'**: Dit principe stelt dat mensen beloond moeten worden voor de keuzes die ze maken. Tegelijkertijd moeten mensen gecompenseerd worden voor alles wat geen bewuste keuze is, zoals geslacht, etniciteit, sociale achtergrond of talent [3](#page=3).
* **Meritocratisch**: Hierbij draait het om beloning voor eigenlijke talenten en inzet. Er moet echter wel compensatie plaatsvinden voor factoren als etniciteit, geslacht of sociale achtergrond [3](#page=3).
* **Libertair**: Dit principe pleit ervoor dat mensen beloond worden voor wat ze individueel realiseren, zonder compensatie voor welke omstandigheid dan ook [3](#page=3).
### 4.2 Verantwoordelijkheid en omstandigheden
Een cruciale uitdaging bij het bespreken van gelijkheid van kansen is het trekken van de grens tussen wat als iemands eigen inspanning kan worden beschouwd (waarvoor men verantwoordelijk wordt gehouden) en wat als omstandigheden (waarvoor men niet verantwoordelijk wordt gehouden) [4](#page=4).
* **Definiëren van verantwoordelijkheid**: De vraag is waar de grens ligt tussen inspanningen en omstandigheden. Dit beïnvloedt hoe uitkomsten worden verdeeld [4](#page=4).
* **Compensatieprincipe**: Mensen met verschillende omstandigheden, maar die dezelfde inspanning leveren, zouden dezelfde uitkomst moeten hebben. Uitkomstverschillen die voortkomen uit omstandigheden worden als verwerpelijk beschouwd en vereisen compensatie [5](#page=5).
* **Beloningsprincipe**: Mensen die evenveel inspanning leveren, zouden dezelfde uitkomst moeten hebben. Verschillen in uitkomsten die voortkomen uit verschillende inspanningen zijn aanvaardbaar [5](#page=5).
#### 4.2.1 Voorbeelden van de definitie van verantwoordelijkheid
Om de complexiteit van het bepalen van verantwoordelijkheid te illustreren, worden de volgende voorbeelden gegeven:
* **Talent en geluk**: Twee individuen, C en H, met verschillende gerealiseerde uitkomsten (respectievelijk 24 en 64). Als de totale som van hun inspanning 88 is, en men rekening houdt met zowel talent als geluk, waarbij de helft van de totale uitkomst aan talent en de andere helft aan geluk wordt toegeschreven (H had 64 gerealiseerd), zou een verdeling van 50-50 (elk 44) als rechtvaardig kunnen worden beschouwd [4](#page=4).
* **Enkel talent**: In een vergelijkbare situatie, maar waarbij alleen talent meegerekend wordt (H had 48 van de totale 112 gerealiseerd), zou de verdeling anders zijn, met een ongelijke uitkomst (H 37,71 en C 50,29). Dit illustreert dat wat als rechtvaardig wordt beschouwd, afhangt van de specifieke definitie van de factoren die meetellen [4](#page=4).
#### 4.2.2 Studeren van studentenmeningen
Onderzoek onder eerstejaarsstudenten naar hun opvattingen over verschillende principes van rechtvaardigheid toont een verdeeld beeld. Hoewel libertarianisme aanvankelijk populair is, neemt de steun hiervoor af naarmate studenten hogerop komen. Meritocratie wint aan belang. Een aanzienlijk deel (ongeveer een vijfde) blijft echter trouw aan strikt libertarianisme [5](#page=5).
#### 4.2.3 Werkvoorbeeld met productiviteitsverschillen
Een voorbeeld met twee studenten die samenwerken aan een werkje, waarbij de ene student over een moderne computer beschikt en de ander over een oudere, illustreert de impact van omstandigheden op productiviteit. Dit leidt tot variërende scores op het werkje, wat de vraag oproept hoe de uiteindelijke score eerlijk verdeeld kan worden over de groepsleden [5](#page=5).
### 4.3 Ongelijkheid van welvaart en inkomensmeting
De beoordeling van individuele welvaart en de daaruit voortvloeiende ongelijkheid is een complex vraagstuk. Traditionele economische metingen focussen vaak op inkomen, maar dit is slechts één dimensie van welvaart.
* **Eendimensionale meting (individueel inkomen)**: Dit wordt door economen vaak als acceptabel beschouwd als alle belangrijke levensaspecten verhandelbaar zouden zijn op een markt. Echter, veel aspecten van welzijn, zoals gezondheid, zijn niet direct op de markt te koop [13](#page=13).
* **Multidimensionale meting**: Vertegenwoordigd door werk van Sen, Stiglitz en Fitoussi pleit dit voor een bredere kijk op welzijn, inclusief factoren als materiële levensstandaarden, gezondheid, onderwijs, persoonlijke activiteiten, politieke participatie, sociale relaties, milieu en veiligheid. Hoewel deze dimensies essentieel zijn voor welzijn, worden ze vaak genegeerd in traditionele inkomensmetingen vanwege gebrek aan data [13](#page=13) .
#### 4.3.1 Geëquivaliseerd inkomen
Om inkomens beter te kunnen vergelijken tussen huishoudens van verschillende groottes, wordt het concept van geëquivaliseerd inkomen gebruikt [14](#page=14).
* **Probleem**: Een simpelweg door het aantal leden delen van het huishoudinkomen houdt geen rekening met gedeelde goederen en schaalvoordelen, wat leidt tot een te sterke correctie [14](#page=14).
* **Oplossing**: Het geëquivaliseerde inkomen ($Y_E$) wordt berekend door het gezinsinkomen te delen door een equivalentieschaal. Deze schaal is de vierkantswortel van het aantal leden in het gezin. Dit getal geeft een indicatie van het welvaartsniveau per gemiddeld persoon binnen het huishouden [14](#page=14).
$$Y_E = \frac{\text{gezinsinkomen}}{\sqrt{\text{aantal gezinsleden}}}$$ [14](#page=14).
#### 4.3.2 Niveaus van inkomensongelijkheid
Inkomensongelijkheid kan op verschillende niveaus worden geanalyseerd [14](#page=14):
* **Primaire inkomensongelijkheid**: De ongelijkheid die voortkomt uit marktwerking.
* **Secundaire inkomensongelijkheid**: De ongelijkheid na belastingen en sociale zekerheid, oftewel de beschikbare (vaak geëquivaliseerde) gezinsinkomens.
* **Tertiaire inkomensongelijkheid**: De ongelijkheid na aftrek van belastingen, sociale zekerheid en inclusie van collectieve voorzieningen.
### 4.4 Gelijkheid van kansen versus gelijkheid van uitkomsten
Er is een fundamenteel onderscheid en debat tussen het nastreven van gelijkheid van kansen en gelijkheid van uitkomsten [20](#page=20).
* **Absolute gelijkheid**: De vraag of absolute gelijkheid in uitkomsten wenselijk is, blijft een kernpunt van discussie [20](#page=20).
* **Ongelijkheid en rechtvaardigheid**: De relatie tussen ongelijkheid en rechtvaardigheid is een centraal thema.
* **Breder dan inkomen**: Ongelijkheid is niet beperkt tot inkomensverschillen. Ongelijkheid in welvaart, zoals gezondheid, geluk en werk-privébalans, is evenzeer relevant [20](#page=20).
#### 4.4.1 Wereldwijde inkomensgroei (Milanovic)
Onderzoek van Branko Milanovic naar de inkomensgroei tussen 1988 en 2008, per percentiel van het wereldwijde inkomen in 2008, toont een interessante distributie [20](#page=20).
* **Grafische weergave**: De resultaten worden vaak weergegeven in de vorm van een "olifantengrafiek".
* **Observaties**:
* De middenklasse, met name in opkomende economieën, heeft aanzienlijke inkomensgroei gekend [20](#page=20).
* De allerrijksten zagen ook een aanzienlijke stijging van hun inkomen [20](#page=20).
* Lagere middenklassen in rijke landen hebben echter reëel minder te besteden gehad en op lange termijn geen verbetering gevonden [20](#page=20).
* **Link met stemgedrag**: Milanovic linkt deze inkomensontwikkelingen aan mogelijke effecten op stemgedrag [20](#page=20).
---
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
- Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
- Let op formules en belangrijke definities
- Oefen met de voorbeelden in elke sectie
- Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Paretoprincipe (Pareto-efficiëntie) | Een situatie waarin het onmogelijk is om de welvaart van één persoon te verhogen zonder de welvaart van een ander te verminderen. Dit principe is cruciaal in de economie voor het beoordelen van de efficiëntie van allocaties. |
| Allocatief vlak | Het economische domein dat zich bezighoudt met hoe middelen worden verdeeld en ingezet in een economie, met als doel de totale welvaart te maximaliseren. |
| Distributief vlak | Het economische domein dat zich bezighoudt met hoe de welvaart of inkomens worden verdeeld onder de leden van de samenleving. |
| Loonkloof (gender pay gap) | Het verschil tussen het gemiddelde bruto-uurloon van mannen en vrouwen, uitgedrukt als een percentage van het gemiddelde bruto-uurloon van mannen. |
| Pigouviaanse heffing | Een belasting die wordt opgelegd aan activiteiten die negatieve externaliteiten veroorzaken, met als doel de maatschappelijke kosten van die activiteit te internaliseren. |
| Ex ante | Een benadering die zich richt op interventies of beleid dat plaatsvindt *voordat* een markt of proces begint, met als doel de uitkomst te beïnvloeden, bijvoorbeeld door gelijke toegang tot onderwijs te garanderen. |
| Ex post | Een benadering die zich richt op interventies of beleid dat plaatsvindt *nadat* een markt of proces heeft plaatsgevonden, met als doel de uitkomst aan te passen, bijvoorbeeld door middel van herverdeling via belastingen. |
| Stricte egalitarian | Een principe dat streeft naar een volkomen gelijke verdeling van middelen, ongeacht individuele keuzes of omstandigheden. |
| Choice egalitarian | Een principe dat een gelijke verdeling van beloningen nastreeft, maar wel rekening houdt met de keuzes die individuen maken en compenseert voor factoren die buiten hun controle liggen, zoals afkomst. |
| Meritocratisch principe | Een systeem waarin beloning gebaseerd is op individuele talenten en inzet, waarbij compensatie wordt geboden voor factoren zoals etniciteit of geslacht. |
| Libertair principe | Een principe dat de nadruk legt op individuele realisaties en waarbij beloning uitsluitend gebaseerd is op wat een individu zelf verwezenlijkt, zonder compensatie voor externe factoren. |
| Gelijkheid van kansen (equality of opportunity) | Het principe dat iedereen gelijke startkansen moet hebben, waarbij individuele uitkomsten (zoals inkomen) voornamelijk bepaald worden door eigen inspanningen en niet door omstandigheden. |
| Gelijkheid van uitkomsten | Het principe dat individuen die gelijke inspanningen leveren, ook gelijke uitkomsten moeten hebben, wat impliceert dat verschillen door omstandigheden onaanvaardbaar zijn. |
| Smaakdiscriminatie (taste-based discrimination) | Discriminatie die voortkomt uit persoonlijke voorkeuren of aversie van een individu tegenover bepaalde groepen mensen, gebaseerd op kenmerken zoals ras of geslacht. |
| Statistische discriminatie | Discriminatie gebaseerd op gemiddelde kenmerken van een groep waartoe een individu behoort, in plaats van op de specifieke kenmerken van het individu zelf. |
| Unadjusted gender pay gap | De ruwe, ongeregelde loonkloof tussen mannen en vrouwen, die het totale verschil in gemiddeld bruto-uurloon weergeeft zonder correctie voor factoren zoals sector, opleiding of ervaring. |
| Explained gender pay gap | Het deel van de gender pay gap dat verklaard kan worden door objectieve factoren zoals verschillen in opleidingsniveau, werkervaring, sector van tewerkstelling en leeftijd. |
| Unexplained gender pay gap | Het resterende deel van de gender pay gap dat niet verklaard kan worden door objectieve factoren, en dat wordt beschouwd als een indicatie van directe discriminatie. |
| Geëquivaliseerd inkomen | Een maatstaf die het inkomen van een huishouden aanpast om rekening te houden met de grootte en samenstelling ervan, waardoor inkomens beter vergelijkbaar worden tussen huishoudens van verschillende omvang. |
| Primaire inkomensongelijkheid | De ongelijkheid in inkomens zoals deze tot stand komt door marktwerking, vóór enige interventie van de overheid zoals belastingen of sociale zekerheid. |
| Secundaire inkomensongelijkheid | De ongelijkheid in inkomens na aftrek van directe belastingen en sociale zekerheidsbijdragen, wat het beschikbare inkomen van huishoudens weergeeft. |
| Tertiaire inkomensongelijkheid | De ongelijkheid in inkomens na alle herverdelingsmechanismen, inclusief belastingen, sociale zekerheid en de impact van collectieve voorzieningen zoals publieke diensten. |
| Lorenzcurve | Een grafische weergave van de inkomens- of vermogensverdeling, waarbij de cumulatieve procentuele inkomens worden afgezet tegen het cumulatieve procentuele deel van de bevolking. |
| Gini-coëfficiënt | Een statistische maatstaf voor de ongelijkheid in een inkomens- of vermogensverdeling, waarbij een waarde van 0 perfecte gelijkheid aanduidt en een waarde van 1 perfecte ongelijkheid. |
| Intergenerationele inkomensmobiliteit | De mate waarin iemands economische positie in het leven wordt bepaald door de economische positie van zijn of haar ouders. Hoge mobiliteit betekent dat de afkomst minder bepalend is voor de toekomstige inkomenspositie. |
| Intergenerationele inkomenselasticiteit | Een maatstaf die aangeeft hoeveel procent het inkomen van een kind verandert als het inkomen van de ouder met 1% verandert. Een hogere elasticiteit duidt op minder mobiliteit. |
| Armoedegrens | Een drempelinkomen dat wordt gebruikt om te bepalen of iemand als arm wordt beschouwd. Dit kan absoluut (gebaseerd op basisbehoeften) of relatief (als percentage van het mediaaninkomen) zijn. |
| Headcount ratio | Een maatstaf voor armoede die het percentage van de bevolking weergeeft dat onder de vastgestelde armoedegrens leeft. |
| Absolute armoedemeting | Een manier om armoede te definiëren op basis van de minimale middelen die nodig zijn om te overleven, zoals voedsel, kleding en onderdak. |
| Relatieve armoedemeting | Een manier om armoede te definiëren in verhouding tot de levensstandaard in een specifieke samenleving, meestal als een percentage van het mediaaninkomen. |
| Materiele deprivatie | Het niet kunnen beschikken over een minimum aan materiële goederen en diensten die als noodzakelijk worden beschouwd voor deelname aan de samenleving. |
| Matthew effect | Een fenomeen waarbij maatregelen die bedoeld zijn om specifieke groepen te helpen (vaak de armste), uiteindelijk toch meer ten goede komen aan de middenklasse of degenen die al beter gepositioneerd zijn. |
| LNOB (Leave No One Behind) | Een principe dat centraal staat in duurzame ontwikkelingsdoelstellingen, waarbij wordt benadrukt dat beleid en ontwikkelingsinspanningen niemand mogen achterlaten, met speciale aandacht voor de meest kwetsbare groepen. |