Cover
ابدأ الآن مجانًا Ontwerpmethodiek Alle lessen.docx
Summary
# Inleiding tot ontwerpmethodiek en het belang van context
Dit deel introduceert de essentie van ontwerpmethodiek, benadrukt de rol van menselijke besluitvorming en de noodzaak om rekening te houden met contextuele factoren en beperkingen in het ontwerpproces.
## 1\. Ontwerpmethodiek: definitie en essentie
### 1.1 Wat is ontwerpmethodiek?
Ontwerpmethodiek is een hulpwetenschap die zich bezighoudt met de manieren waarop problemen opgelost kunnen worden. Specifiek is ontwerpmethodiek de methode achter het ontwerp, die men leert herkennen, begrijpen, toepassen en internaliseren. Het gaat hierbij niet zozeer om \_wat er ontworpen wordt (zoals een huis of een meubel), maar vooral om \_hoe men het ontwerpproces aanpakt.
### 1.2 Het belang van menselijke beslissingen in ontwerp
Elk door de mens gemaakt object of structuur omvat ontwerpbeslissingen. Ontwerpen kan worden gedefinieerd als het aandragen van een oplossing voor een behoefte van een opdrachtgever, gebruikmakend van beschikbare middelen en rekening houdend met fysische en maatschappelijke randvoorwaarden. Deze randvoorwaarden, ook wel limieten genoemd, omvatten die van de opdrachtgever, de context, cultuur, constructie en de ontwerper zelf. Het ontwerpproces vereist een analyse tussen inzicht en ingreep, wat de noodzaak van een ontwerpmethode onderstreept.
### 1.3 De rol van de ontwerpmethode
Een ontwerpmethode is een systematische aanpak voor het ontwerpproces. Het omvat stappen zoals herkennen (zien dat er een methode achter een ontwerp zit), begrijpen (weten hoe en waarom de methode werkt), toepassen (de methode zelf gebruiken) en internaliseren (de methode eigen maken). De kernvraag is "hoe om te gaan met wat", waarbij 'hoe' verwijst naar de werkwijze en 'wat' naar de inhoud van het ontwerp (ideeën, materialen, functies).
> **Tip:** Ontwerpmethodiek is geen recept om een specifiek object te maken, maar een manier om het denkproces en de aanpak achter een ontwerp te doorgronden en te beheersen.
### 1.4 Culturele relevantie en tijdloosheid in architectuur
De culturele relevantie van een project kan worden geanalyseerd aan de hand van factoren zoals de verbinding met de natuur, multifunctionaliteit, herkenbaarheid van lokale materialen en vormentaal, en de openheid voor de gemeenschap. Tijdloosheid daarentegen wordt bepaald door duurzaamheid, flexibiliteit en de manier waarop het gebouw omgaat met zijn omgeving, inclusief natuurlijke elementen. De grootste kwaliteit van een project kan liggen in het creëren van gemeenschapsgevoel en bouwfysische optimalisatie.
## 2\. Het ontwerpproces en de cruciale rol van context
### 2.1 Procesmatige overwegingen in ontwerp
Een ontwerpproces kan lineair zijn, zoals het bakken van een spiegelei, waarbij een duidelijke vraag leidt tot één antwoord. Echter, ontwerpen is doorgaans een niet-lineair proces met constante aanpassingen, reflecties en het terugkeren naar eerdere fasen. De vroege fasen van een ontwerpproces zijn cruciaal, omdat de belangrijkste en duurste beslissingen, zoals de aanpassing van funderingen, hier worden genomen. Daarom is analyse essentieel om de 'begin kloof' te dichten.
### 2.2 Definitie en componenten van context
Context wordt bepaald door een breed scala aan factoren die de realisatie van architectuur beïnvloeden. Deze omvatten:
* **Klimatologische aspecten:** Klimaat, zonlicht, wind, neerslag, vochtigheid en temperatuur.
* **Beschikbare materialen en grondgesteldheid:** Type grond, rotsformaties, vruchtbaarheid.
* **Gewoonten:** Bouwwijzes en traditioneel materiaalgebruik.
* **Wetten en regelgeving:** Bestemmingsplannen, bouwvoorschriften en politieke initiatieven zoals de betonstop.
* **Politiek klimaat:** Invloed van verschillende overheden, burgerverenigingen en economische en culturele trends.
* **Economisch klimaat:** Marktomstandigheden en financiële mogelijkheden.
* **Cultureel klimaat:** Demografie, trends in bevolkingssamenstelling, groei of krimp van de bevolking, bestaande bebouwing, identiteit en vernieuwing.
> **Tip:** Een grondige analyse van de context in de beginfase van een project voorkomt veelvoorkomende problemen en mislukkingen.
### 2.3 Contextuele factoren en hun impact op ontwerp
Elke contextuele factor vereist specifieke ontwerpstrategieën:
* **Klimaat:** In warme klimaten kunnen dikke wanden en kleine doorgangen een buffer bieden. Wind kan worden benut of afgebogen met windvangers. Hoge neerslag kan leiden tot paalwoningen. Voor milde klimaten is oriëntatie belangrijk.
* **Temperatuur:** In sommige gevallen worden extra ruimtes zoals serres of balkons toegevoegd om het binnenklimaat te reguleren gedurende verschillende seizoenen.
* **Materialen:** De beschikbare materialen, zoals sneeuw en ijs voor iglo's, bepalen de bouwmethoden.
* **Grondgesteldheid:** Het type grond (klei, zand) en rotsformaties bepalen de fundering en mogelijke bouwtypologieën (hoogbouw). Vruchtbare grond kan de typologie van lintbebouwing beïnvloeden.
* **Wetten en regelgeving:** Bouwvoorschriften, zoals de afstand tot de straatkant of maximale bouwhoogte, en bestemmingsplannen bepalen de mogelijkheden. Initiatieven zoals de "betonstop" reflecteren politieke en maatschappelijke zorgen over verharding en ruimtegebruik.
* **Politiek en economisch klimaat:** Verschillende overheden en belangengroepen kunnen invloed uitoefenen.
* **Cultureel klimaat:** Culturele factoren, zoals de perceptie van openbare ruimte en de integratie van nieuwe architectuur in historische steden, zijn vaak van groot belang. Conceptstores kunnen bijvoorbeeld een beleving creëren door de ruimte anders te heruit te vinden, met behoud van culturele herkenbaarheid.
* **Demografie:** Groei of krimp van de bevolking heeft directe gevolgen voor de ontwerpopgaven, zoals de noodzaak tot meer woningen of aanpassing van gebouwen voor een vergrijzende bevolking.
* **Bestaande bebouwing:** De identiteit van bestaande gebouwen en de behoefte aan vernieuwing spelen een rol. Globalisering kan leiden tot uniforme architectuur en cultuur, wat een uitdaging vormt voor het behoud van lokale eigenheid.
### 2.4 Analyseren van de context
Het analyseren van de context omvat het lezen en begrijpen van de omgeving. Ordenen is hierbij een basistechniek. Methoden voor contextanalyse zijn onder andere:
* **Morfologische analyse op grote schaal:** Gebaseerd op architectonische elementen zoals vorm, beplanting en waterpartijen. GIS-software kan hierbij helpen.
* **Kaarten:** Verschillende soorten kaarten (bv. topografische, thematische) zijn essentieel voor het begrijpen van netwerken (verbindingen, paden, knooppunten) en de bodemgesteldheid.
* **Figure-ground methode (Nolli map):** Een zwart-wit contrastkaart die openbare en private ruimtes onderscheidt.
* **Billboard methode:** Geeft directe, objectieve informatie weer om de aandacht te trekken.
* **Vast Spaces:** Benadrukt de communicatie over ruimte heen en het belang van symbolische en tijdselementen.
* **Serial Vision (Kevin Lynch):** Analyseert de subjectieve beleving en indrukken die een stad op een individu maakt, met elementen als paden, knooppunten, landmarks, randen en districten.
### 2.5 Ontwerpen in relatie tot context
Architectuur moet zich aanpassen aan of contrasteren met de context.
* **Aanpassen aan de context:** Dit houdt in dat het ontwerp rekening houdt met programma, compositie, bouwhoogte, bouwmassa, materiaalgebruik, details en de directe omgeving.
* **Contrasteren met de context:** Dit kan door positionering, vorm, volume, geleding, gevelindeling, plaatsing van de entree, compositie, materiaalgebruik of ontsluiting.
* **Laveren met de context:** Dit betekent dat beslissingen actief worden aangepast om beter te passen bij de situatie, waarbij de context wordt gebruikt om eigen doelen te bereiken. Het verschil met aanpassen ligt in de actieve benutting van de context.
> **Example:** Een spiegelpaviljoen in een bos kan de omgeving reflecteren, maar als het niet vogelvriendelijk is, faalt het in de aanpassing aan de natuurlijke context. Een modern huis in een historische wijk kan contrasteren of proberen te integreren.
## 3\. Conceptvorming in architectuur
### 3.1 Het concept als filosofie
Een concept is een combinatie van intuïtie (perceptie via het onbewuste) en kennis (ervaring, patronen, culturele achtergrond). Concepten kunnen worden ingedeeld naar verschillende invalshoeken:
* **Cultureel concept:** Gesteund op de gedachtestromen en levensuitingen van een bepaalde tijd en cultuur (bv. modernisme na WOI, Arts & Crafts beweging). Genus loci, de geest van de plek, is hierbij cruciaal. Kritisch regionalisme combineert eigenheid aan de plek met kritische reflectie op typologie, topologie en tektoniek.
* **Professioneel concept:** Benadrukt de kwaliteit van het ontwerpproces als garantie voor de kwaliteit van het product, vaak met behulp van technologie.
* **Wetenschappelijk concept:** Gebaseerd op wetenschappelijke verworvenheden, gebruikmakend van deductie of inductie. Christopher Alexander's "A Pattern Language" is een voorbeeld van een poging om een taal voor architectuur te creëren.
* **Morfologisch concept:** Ideeën over de vorm, vaak metaforisch (bv. het Sydney Opera House dat geïnspireerd is op zeilen, of een ui die symbool staat voor organische groei). Een ordenend stramien, zoals Le Corbusier's Modulor, kan hierbij worden toegepast.
* **Temporeel concept:** Gerelateerd aan tijdelijkheid of hergebruik (bv. Café de Unie of het Barcelona Paviljoen). Het kan ook gaan om het integreren van het nieuwe in het bestaande met respect voor historiek.
* **Stedenbouwkundig concept:** Architectuur en stad zijn onlosmakelijk verbonden. Concepten zoals Kevin Lynch's "The Image of the City" met zijn vijf elementen (paden, knooppunten, landmarks, randen, districten) zijn hierbij relevant. Rem Koolhaas' kritiek op modernisten en het idee van een raster voor stedelijke invulling valt hieronder.
* **Sociaal concept:** Richt zich op het psychisch welbevinden van de mens en de architectuur als representatie van een gemeenschap (bv. Herman Hertzberger's Centraal Beheergebouw dat sociale hiërarchie doorbreekt).
* **Economisch en gebruiksconcept:** Benadrukt een verantwoorde kosten-batenanalyse, standaardisatie, onderhoudsvriendelijkheid en flexibiliteit. Prefabricage en modulaire opbouw, zoals in de woonwijk van Renzo Piano, vallen hieronder. Het Incremental House concept waarbij bewoners zelf kunnen bijbouwen, combineert economie met sociale aspecten.
* **Technisch concept:** De maakbaarheid van het gebouw en de zichtbaarheid van de constructieve elementen (bv. Centre Pompidou).
* **Constructief concept:** Gericht op het in stand houden van bepaalde constructiewijzen, gebaseerd op mechanica en fysica, met aandacht voor duurzaamheid, veiligheid en een gewenst binnenklimaat. Tektoniek, de leer van architectuurvormen in relatie tot constructie en materiaal, is hierbij belangrijk.
* **Esthetisch concept:** Nadruk op esthetische materiaalkeuze en decoratie die betekenis toevoegt aan het gebouw.
* **Kleurconcept:** Het integreren van kleur in het ontwerp, waarbij kleur een culturele of symbolische betekenis kan hebben.
### 3.2 Visualisatie van concepten
Concepten kunnen op verschillende manieren worden gevisualiseerd: beeldend (schetsen, artistieke impressies), verbaal (verhalend, uitleggend), associatief (analogieën, metaforen) of schematisch (modellen, rasters).
### 3.3 Het ontwerpproces van concept naar ontwerp
Het proces verloopt van een abstract concept naar een concreet ontwerp. Dit creatieve proces omvat de formele uitwerking van ideeën, die vervolgens worden getoetst aan eisen zoals programma, context, cultuur en maakbaarheid. Concepten moeten gedurende het hele proces worden geverifieerd.
## 4\. Proportiesystemen en ordeningsprincipes
### 4.1 Historische proportiesystemen
Proportiesystemen zijn gebaseerd op evenwichtige relaties tussen de onderdelen van een geheel en bieden een kader voor maatvoering. Voorbeelden zijn de gulden snede, Fibonacci-reeks, en historische maatsystemen gebaseerd op het menselijk lichaam, zoals in het oude Egypte en bij de Grieken.
### 4.2 Ordeningsinstrumentarium in de klassieke westerse architectuur
* **Grieken:** Proportie, Griekse bouworde, en het raster (grid) voor stedenbouw. De tempelbouw streefde naar harmonie, en optische correcties werden toegepast. Materiaalbeperkingen leidden tot specifieke zuilenopstellingen.
* **Romeinen:** Gebruik van Vitruvius' principes (stevigheid, schoonheid, doelmatigheid) en een focus op orde op alle niveaus. De aanleg van wegen, aquaducten en verdedigingswerken weerspiegelt hun expansiedrang. Het Pantheon toont ingenieuze constructieve oplossingen.
* **Gotiek:** De travee als bouwsteen voor kathedralen, met een focus op het interieur en constructieve steunberen. Theocentrisme was een drijvende kracht.
* **Renaissance:** Antropocentrisme, een homogeen wereldbeeld, en de herontdekking van de oudheid. Van een materiaalsysteem naar een ruimtesysteem, waarbij geometrie (vierkant, bol, cirkel) centraal staat. Het perspectief werd ontwikkeld als middel voor rationele enscenering en ruimtelijke organisatie. Compositie benadrukte de waarde van delen binnen een hiërarchisch geheel. Villa Rotonda is een voorbeeld van een ruimtesysteem gebaseerd op symmetrie en een centrale compositie.
### 4.3 Barok, Romantiek en Art Nouveau
* **Barok:** Kenmerkt zich door overdadigheid, dynamische composities en grotere aandacht voor het landschap (bv. Versailles). De symmetrie wordt complexer, en de architectuur duikt het landschap in.
* **Romantiek:** Nadruk op het picturale, de Engelse tuin, en een hernieuwde aandacht voor natuur en cultuur van het verleden. Compositie van taferelen en routes die een verhaal vertellen, zijn kenmerkend. De natuur wordt als dominant ervaren.
* **Art Nouveau:** Verschuiving van assen, meer openheid tussen kamers en een dynamischer plan. Gebruik van materialen als gietijzer en staal in natuurlijke vormen. Het principe "form follows function" van Louis Sullivan en Adolf Loos' "Raumplan" (ontwerp vanuit de menselijke beweging en functie) zijn hier belangrijk.
### 4.4 Moderne en Postmoderne benaderingen
* **Le Corbusier:** Introduceerde het "plan libre" (vrij plan) door skeletbouw, met vijf punten voor een nieuwe architectuur (kolommen, dakterras, vrije plattegrond, bandraam, vrije gevel). Villa Savoye illustreert de "promenade architecturale" die de circulatie tot een beleving maakt.
* **Gerrit Rietveld:** Verkende de "onbegrensde ruimte" met een neoplastische benadering, waarbij elementen vrij in de ruimte worden geplaatst en de bewoner activiteit kan toevoegen.
* **Deconstructivisme:** Een stijl die systemen doorbreekt, met architecten zoals Zaha Hadid die contrasterende volumetrische constellaties creëren.
* **Postmodernisme:** Kenmerkt zich door eclectisme, gelaagdheid en het combineren van elementen uit verschillende periodes. Bernard Tschumi's Parc de la Villette, met zijn gelaagde ordening en dynamische lijnen, is een voorbeeld.
* **Aldo Van Eyck:** Pleitte voor universele betekenis in alledaagse activiteiten, tegenover een eendimensionale functionalistische benadering. Zijn ontwerpen voor speeltuinen bieden aanleidingen voor diverse activiteiten.
* * *
# Conceptvorming in architectuur
Hieronder volgt een gedetailleerd studiemateriaal over "Conceptvorming in architectuur", gebaseerd op de verstrekte tekst.
## 2\. Conceptvorming in architectuur
Conceptvorming in architectuur omvat de diverse invalshoeken die ten grondslag liggen aan een ontwerp, de integratie ervan in het ontwerp, en de uiteindelijke visualisatie in architecturale ontwerpen.
### 2.1 Het Ontwerpproces en de Rol van Context
Het ontwerpproces wordt gekenmerkt door analyse, waarbij inzicht in de context cruciaal is voor het maken van de juiste beslissingen. Ontwerpen is een niet-lineair proces met constante aanpassingen en reflecties.
#### 2.1.1 Contextanalyse
Context bepaalt de realisatie van architectuur en wordt beïnvloed door diverse factoren:
* **Klimatologische aspecten:** Temperatuur, zonlicht, wind en neerslag bepalen materiaalkeuze (bufferende eigenschappen) en ontwerpstrategieën (bv. dikke wanden, windvangers, paalwoningen).
* **Beschikbare materialen:** De lokale beschikbaarheid van materialen is een bepalende factor, zoals sneeuw en ijs voor iglo's.
* **Grondgesteldheid:** Het type grond (klei, zand, rotsformatie) en de vruchtbaarheid ervan hebben invloed op bouwmogelijkheden en typologieën (bv. hoogbouw op stevige grond, lintbebouwing op vruchtbare grond).
* **Gewoonten en culturele aspecten:** Bouwwijzes, materialen en tradities spelen een rol.
* **Wetten en regelgeving:** Bestemmingsplannen, bouwvoorschriften en beleidslijnen (bv. betonstop) sturen het ontwerp.
* **Politiek en economisch klimaat:** Overheden, belangenorganisaties en de economische situatie beïnvloeden ontwerpopgaven.
* **Demografie:** Bevolkingsgroei of -krimp, leeftijdsopbouw en migratiepatronen bepalen de vraag naar woningen en aanpassingen aan bestaande gebouwen.
* **Bestaande bebouwing en identiteit:** De relatie met bestaande structuren, de noodzaak van vernieuwing en de impact van globalisering (uniforme wetten, ontwerpers, architectuur, cultuur) zijn relevant.
#### 2.1.2 Methodes voor Contextanalyse
* **Ordenen:** Dit is de basistechniek voor contextanalyse.
* **Morfologische analyse op grote schaal:** Analyse van architectonische elementen zoals vorm, beplanting, water en gebouwvormen.
* **GIS Software:** Nuttig voor het raadplegen van kaarten en het analyseren van netwerken (trein, vliegverkeer, autoverbindingen).
#### 2.1.3 Soorten Kaarten en Analysetechnieken
Verschillende soorten kaarten en methodes bieden specifieke inzichten:
* **Figure-Ground Methode (Nolli Map):** Geeft een zwart-wit contrast tussen bebouwde en onbebouwde delen, waardoor de relatie tussen publiek en privaat inzichtelijk wordt.
* **Billboard Methode:** Presenteert pure, objectieve informatie op grote platen om de aandacht te trekken.
* **Space is not the most important constituent of suburban form (Vast Spaces):** Benadrukt communicatie over ruimte, met symbolische en tijdelijke elementen die belangrijke infrastructuur (bv. snelwegen) aangeven.
* **Serial Vision:** Richt zich op de subjectieve beleving en indrukken die een stad maakt, met behulp van kaarten en symbolische weergaven om cultuur, verhoudingen en sfeer te analyseren.
* **The Image of the City (Kevin Lynch):** Identificeert vijf belangrijke elementen van een stad: paden, kruispunten, landmarks, randen en districten, gebaseerd op mentale kaarten van bewoners.
#### 2.1.4 Ontwerpen in Relatie tot Context
Architectuur moet zich verhouden tot de context. Dit kan op verschillende manieren:
* **Aanpassen aan/Integreren in de context:** Het ontwerp sluit aan bij het programma, de compositie, bouwhoogte, bouwmassa, materiaalgebruik, details en de omgeving, inclusief de buren.
* **Contrasteren met de context:** Het ontwerp onderscheidt zich door positionering, vorm, volume, geleding, gevelindeling, entree, compositie, materiaalgebruik of details (bv. een modern huis in een historische wijk).
* **Laveren met de context:** Actief gebruikmaken van de context om eigen doelen te bereiken, waarbij beslissingen worden aangepast aan de situatie.
### 2.2 Concepten in Architectuur
Een concept ontstaat uit een combinatie van intuïtie (perceptie via het onbewuste) en kennis (tatio, patronen, beelden, culturele achtergrond, interessesfeer). De volgende concepten zijn relevant:
#### 2.2.1 Cultureel Concept
Dit concept is geworteld in de gedachtenstroom en levensuiting van een bepaalde tijd en cultuur (bv. modernisme na WOI, Arts & Crafts beweging, de 'woonmachine' tijdens de Wereldtentoonstelling 1930 Antwerpen). Het kan ook refereren aan de 'Genius Loci' (geest van de plek) en 'Kritisch Regionalisme' (eigenheid van de plek, met typologie, topologie en tektoniek). Het gebouw kan een herinnering aan een cultuur of gebeurtenis belichamen, zoals een grondplan als bliksemschicht dat herinnert aan gedeporteerden.
#### 2.2.2 Professioneel Concept
Dit concept legt de nadruk op de kwaliteit van het ontwerpproces als garantie voor de kwaliteit van het product. Het erkent de complexiteit en de grenzen van de menselijke capaciteit, en maakt gebruik van programma's en generatieve technologieën.
#### 2.2.3 Wetenschappelijk Concept
Gebaseerd op wetenschappelijke verworvenheden, waarbij wetenschap het voortouw neemt. Gebruikt deductie (logische conclusie uit aannames) en inductie (waarschijnlijk aannemelijke conclusie). Een voorbeeld is 'A Pattern Language' van Christopher Alexander, dat 253 patronen biedt voor het bouwen.
#### 2.2.4 Morfologisch Concept
Dit concept draait om de idee over de vorm, vaak als metafoor voor iets anders (bv. een dienblad, zeilen van het Sydney Opera House). Het kan een 'ordenend stramien' zijn, gebaseerd op een structuur of maat (bv. Le Corbusier's Modulor, Ville Radieuse). Voorbeelden zijn de vorm van een ui die organische groei simuleert, of de golvende vormen die vlinders voorstellen.
#### 2.2.5 Temporeel Concept
Dit concept verwijst naar het tijdelijke karakter van een gebouw of het hergebruik ervan. Voorbeelden zijn tijdelijke cafés die de tijdgeest reflecteren, of paviljoens die zoveel succes hadden dat ze herbouwd werden. Het gaat ook om het behoud van zuiverheid en historiek in bestaande gebouwen, en het integreren van iets nieuws met wat er al was.
#### 2.2.6 Stedenbouwkundig Concept
Dit concept erkent dat elk gebouwontwerp ook een stadsontwerp is. Architectuur en stad zijn onlosmakelijk verbonden. De analyse van de stad kan gebaseerd zijn op de elementen van Kevin Lynch (route, gebied, grens, knooppunt, landmark). Rem Koolhaas zette zich af tegen functionalistische scheidingen door te pleiten voor een raster dat ingevuld kon worden.
#### 2.2.7 Sociaal Concept
Focus op het psychisch welbevinden van de mens. Het bouwwerk als afbeelding van een gemeenschap of de representatie van het potentieel daarvan. Structuralisme, dat kantoorgebouwen menselijker ontwierp en sociale hiërarchieën doorbrak, is een voorbeeld. Er worden verschillende ruimtes gecreëerd voor diverse functies, en gelijkheid wordt bevorderd.
#### 2.2.8 Economisch en Gebruiksconcept
Dit concept focust op een verantwoorde kosten-batenanalyse, standaardisatie, onderhoudsvriendelijkheid en energiezuinigheid. Het gebouw is flexibel en multifunctioneel, gebaseerd op drager en inhoud. Prefabricage, modulariteit en de mogelijkheid voor bewoners om zelf bij te bouwen (bv. Incremental House) zijn kenmerken.
#### 2.2.9 Technisch Concept
Centraal staat het concept van maakbaarheid en de techniek van het maken, waarbij het gebouw sporen van de productiewijze vertoont. Gebruik van nieuwe materialen en de zichtbaarheid van technieken (bv. Centre Pompidou) zijn hier voorbeelden van.
#### 2.2.10 Constructief Concept
Dit concept richt zich op het in stand houden van bepaalde constructiewijzen, gebaseerd op mechanica en fysica. Duurzaamheid, veiligheid en een gewenst binnenklimaat zijn belangrijk, evenals heldere opbouw, flexibiliteit en ingenieuze zeggingskracht. Tektoniek (relatie tussen constructie en materiaal) is hierbij cruciaal.
#### 2.2.11 Esthetisch Concept
De nadruk ligt op esthetische materiaalkeuze, betekenisvolle decoratie die meer is dan verfraaiing en het gebouw meer betekenis geeft. Het concept is niet leeg, maar heeft een doel. Een gevel die bestaat uit fragmenten van televisiegeschiedenis kan een esthetisch concept met historische connotatie zijn.
#### 2.2.12 Kleurconcept
Hierbij wordt veel kleur geïntegreerd in het ontwerp.
### 2.3 Visualisatie van Concepten
De manier waarop concepten worden weergegeven kan variëren:
* **Beeldend:** Organische en natuurlijke vormen die de natuur reflecteren. Het concept is direct afleidbaar uit de vorm.
* **Verbaal:** Uitleg geven aan het concept om vorm en betekenis te geven. Dit lijkt op een muziekdoos, waar extra uitleg nodig is om het concept volledig te begrijpen.
* **Schematisch:** Het ontwerp wordt op een raster of grid georganiseerd, waarbij bijvoorbeeld de vorm van woningen voor optimale lichtinval zorgt (waaiervorm).
### 2.4 Ontwerpproces van Abstract naar Concreet
Het ontwerpproces verloopt van een abstract concept naar een concreet ontwerp. Dit is een creatief proces waarbij formele uitwerkingen worden bedacht en getoetst aan eisen zoals programma, context, cultuur, maakbaarheid en bruikbaarheid. Concepten worden voortdurend getoetst en indien nodig verworpen.
### 2.5 Proportiesystemen en Ordeningsprincipes
Het ontwerpen maakt gebruik van bestaande proportiesystemen en ordeningsprincipes, vaak geïnspireerd door de oudheid en getransformeerd doorheen de tijd.
#### 2.5.1 Ordeningsinstrumentarium van de Klassieke Westerse Architectuur
* **Grieken:** Gebruikten proporties (Griekse bouworde) voor een harmonieus geheel en optische correcties. Het raster (Hippodamisch systeem) werd gebruikt voor planmatige stadsontwikkeling met een niet-hiërarchische indeling.
* **Romeinen:** Hanteerden Vitruvius' principes (stevigheid, schoonheid, doelmatigheid) en een menselijke maat. De aanleg van wegen, aquaducten en verdedigingswerken getuigt van expansiedrang en orde op alle niveaus.
* **Gotiek:** Kenmerkt zich door hoge kathedralen met veel licht (theocentrisme). De 'travee' (zone tussen twee assen) was een belangrijke opbouw-eenheid.
* **Renaissance:** Benadrukte het antropocentrisme, een homogeen wereldbeeld en de wedergeboorte van de antieke beschaving. Architectuurtekenen werd een onderdeel van het ontwerpen. Het ruimtesysteem, waarbij van ruimte naar schil wordt gedacht, en het gebruik van geometrie (vierkant, bol, kubus) en centraal perspectief zijn cruciaal. De mens is de maat der dingen (Homo universalis).
* **Barok:** Stond voor overdadigheid, met een complexere symmetrie en een diepere duik in het landschap. De kunst werd dichter bij de bevolking gebracht. Er is meer aandacht voor de mens en persoonlijke winst. Instrumenten zoals vista's (zicht-assen) en 'patte d'oie' (ganzenpoot) werden gebruikt.
* **Romantiek:** Kenmerkte zich door het 'picturale' en de Engelse tuin. Inspiratie kwam uit de natuur, cultuur van het verleden en Griekse mythologie. Het doel was het creëren van sublieme, immense ruimtes, met compositie en een route als dragers van een verhaal. De natuur domineerde en werd weinig gestuurd.
* **Art Nouveau:** Kenmerkt de eeuwwisseling met verschuivingen in Europa. Industriële revolutie bracht nieuwe technieken (gietijzer, staal, gewapend beton). Constructieve oprechtheid (stijl volgt uit materialen) en de ontwikkeling van het 'Raumplan' (ontworpen vanuit de menselijke beweging, met verschillende ruimtes op verschillende hoogtes) door Adolf Loos zijn belangrijk. Het principe 'Form follows function' van Louis Sullivan is hier ook relevant.
* **Le Corbusier:** Ontwikkelde het 'Plan libre' (vrij open plan) door skeletbouw. Zijn 'vijf punten voor een nieuwe architectuur' (kolommen, dakterras, vrije plattegrond, bandraam, vrije gevel) en de 'promenade architecturale' (een bewuste tocht door het huis) zijn essentieel.
* **Gerrit Rietveld:** Maakte de overgang naar 'Neoplastische grondplannen', waarbij composities van gearticuleerde in de ruimte geplaatste elementen centraal staan. Het doel is een universele vormgeving, met actieve participatie van de bewoner.
* **Deconstructivisme:** Architecten zoals Zaha Hadid en Bernard Tschumi creëren dynamische, gefragmenteerde structuren. Tschumi's Parc de la Villette is een voorbeeld van gelaagde ordening en het 'onbepaalde'.
#### 2.5.2 Proportiesystemen en Maatstelsels
Proportiesystemen zijn gebaseerd op evenwichtige verhoudingen tussen de onderdelen van een geheel. Maatstelsels zijn afgeleid van het menselijk lichaam (bv. el, voet, tatami) of wetten uit de natuur (bv. gulden snede, Fibonacci-reeks). Le Corbusier's 'Le Modulor' is een prominent voorbeeld, geïnspireerd door de menselijke maat.
#### 2.5.3 Soorten Ordening
* **Orthogonaal stelsel:** Ontwerpen op een raster.
* **Elementaire compositie vanuit middelpuntvliedende kracht:** Ruimtes worden georganiseerd rond een centraal punt.
#### 2.5.4 Villa Rotonda (Andrea Palladio)
Een belangrijk voorbeeld van Renaissance-architectuur, met een ruimtesysteem gebaseerd op enfilades (ruimteassen), een materiaalsysteem logisch ten opzichte van de ruimte, en een beeldend systeem met hiërarchie, centrale compositie en geometrische stelsels.
#### 2.5.5 Postmodernisme
Kenmerkt zich door eclectisch en gelaagd denken, waarbij aspecten van verschillende periodes worden gecombineerd. Het erkent de complexiteit van de wereld en biedt structuren die mensen zelf kunnen invullen. De focus ligt op scenario's, niet-hiërarchische composities en de 'doorstep' (de aanleiding tot interactie).
#### 2.5.6 Strategieën ten opzichte van Context (Coen)
* **Integreren:** Luisteren naar het landschap en abstracte elementen ervan opnemen in het ontwerp.
* **Contrasteren:** Bewust een verschil creëren met het landschap, waarbij moderne lijnen en structuren het landschap complimenteren.
* **Laveren:** Balanceren tussen contextuele roots en creatieve interventie, steeds passend én vernieuwend.
* * *
# Historische proportiesystemen en ordeningsprincipes in architectuur
Hier is een gedetailleerde samenvatting van de historische proportiesystemen en ordeningsprincipes in de architectuur, opgesteld als een studiegids voor examens.
## 3\. Historische proportiesystemen en ordeningsprincipes in architectuur
Dit deel onderzoekt de evolutie van proportiesystemen en ordeningsprincipes in de architectuurgeschiedenis, beginnend bij de oudheid en eindigend bij moderne stromingen. Het analyseert hoe deze principes de vorm, functie en beleving van gebouwen hebben beïnvloed.
### 3.1 Inleiding tot proportie en ordening
Proportie verwijst naar de evenwichtige relatie tussen de verschillende onderdelen van een geheel. Dit omvat verhoudingen, maatstelsels (afgeleid van het menselijk lichaam of natuurwetten) en theorieën zoals de gulden snede en de rij van Fibonacci. Proportiesystemen zijn dus stelsels gebaseerd op deze verhoudingen. Ordening gaat over de structuur en organisatie van elementen binnen een ontwerp.
> **Tip:** Het is cruciaal te begrijpen dat de architectuurgeschiedenis continu voortbouwt op eerdere principes. We vinden zelden iets volledig nieuws uit; eerder transformeren en herinterpreteren we bestaande ideeën.
### 3.2 Ordeningsinstrumentarium doorheen de geschiedenis
#### 3.2.1 Oudheid: Egypte, Grieken en Romeinen
* **Egypte (ca. 3000 v.Chr.):** Ontwikkelde een maatsysteem gebaseerd op menselijke lichaamsdelen, zoals de lengte van de onderarm plus hand, die diende als maat voor pilaren.
* **Grieken:**
* **Proportie en bouworden:** De Griekse bouworden vormden de basis van hun proportiesystemen, met als doel een harmonieus geheel te creëren, passend bij hun democratische maatschappijbeeld.
* **Optica:** Er werd rekening gehouden met optische vervormingen om de waargenomen ronding te corrigeren en een perfect harmonieus beeld te creëren.
* **Materiaalbeperkingen:** Vanwege de beperkte overspanningscapaciteit van materialen stonden zuilen dicht bij elkaar. Een centrale symmetrieas domineerde, en afstanden werden nauwkeurig afgestemd op deze as.
* **Het raster en stedelijke ontwikkeling:** Het Griekse grid-systeem, afgeleid uit Mesopotamië en China, werd toegepast voor een planmatige en niet-hiërarchische stedelijke ontwikkeling (Hippodamisch systeem). Voorbeeld is de stad Milete. Dit raster moest orde brengen en de verspreiding van brand en ziekte tegengaan.
* **Romeinen:**
* **Vitruvius en 'De Architectura':** Dit oudste architectuurhandboek benadrukte de principes van **Firmitas** (stevigheid), **Venustas** (schoonheid) en **Utilitas** (doelmatigheid). De inhoud omvatte ordening, rangschikking, gepastheid en economie.
* **Expansiedrang en bouwkunst:** De Romeinse architectuur weerspiegelde hun wereldwijde ambities met verdedigingswerken, ontginningswerken, wegen en aquaducten.
* **Menselijke maat en beleving:** A.d.h.v. Vitruvius werd rekening gehouden met de menselijke maat en de beleving van de stad. Orde was op alle niveaus belangrijk.
* **Overgang publiek-privé:** In residenties zoals de Villa Pompeii werden overgangszones tussen publieke en private ruimtes gecreëerd. Slaapkamers bevonden zich achteraan, en zuilen markeerden de scheiding.
* **Het Pantheon:** Een constructieve tegenhanger van Griekse tempels, met een ring voor materiaaluitzetting en cassettes in het dak voor gewichtsvermindering, wat getuigt van een ingenieus betonsysteem.
#### 3.2.2 Gotiek
* **Middeleeuwse Travee:** Gotische kathedralen kenmerken zich door hun hoogte en lichtinval, gevoed door theocentrisme (God centraal).
* **Gebrek aan 3D-tekeningen:** Door het ontbreken van 3D-perspectief werd veel op de site zelf ontworpen, wat leidde tot een meer intuïtief proces.
* **Wiskundig en Secant (Travee):** Wiskunde werd cruciaal. Een travee, de zone tussen twee materiële assen, bepaalde de opbouw van het gebouw in secties met gelijke afstanden. Dit gold zowel voor het interieur als de constructieve steunberen, die het gewicht moesten dragen.
#### 3.2.3 Renaissance
* **Antropocentrisme en hergeboorte:** Gekenmerkt door een focus op de mens (antropocentrisme) en de herontdekking van de klassieke oudheid. Dit werd gevoed door ontdekkingen en handelskapitalisme.
* **Architectuurtekenen en ruimtesystemen:** Het architectuurtekenen werd een integraal onderdeel van het ontwerpproces. Men ging van een materiaalsysteem naar een ruimtesysteem, waarbij de belangen van de bewoners centraal stonden.
* **Geometrie als goddelijk model:** Vierkant, bol, kubus en cirkel werden als goddelijke modellen beschouwd. De mens werd de maat der dingen (Homo universalis, Da Vinci).
* **Centraal perspectief:** De ontwikkeling van het centraal perspectief bracht een centrumwerking in de architectuur en leidde tot een rationele enscenering.
* **Vitruvius en wetenschappelijking:** Er was hernieuwde interesse in Vitruvius, wat leidde tot een wetenschappelijking van het perspectief, met een focus op waarheidsgetrouwheid en de terugkoppeling beeld-realiteit.
* **Compositie en ordening:** De compositiemethode benadrukte de waarde van de onderdelen, samengevoegd tot een hiërarchisch en goed geordend geheel.
* **Villa's van de Veneto (Maniërisme):** Gekenmerkt door overdaad en een breuk met de zuiverheid van de Renaissance. Villa's werden buiten de stad gebouwd, betrokken bij de landbouw en dienden als statussymbolen.
* **Ruimtesysteem:** Ontwerp startte vanuit de ruimte, vaak centraal, leidend tot symmetrie. Een verhevenheid naar het woongedeelte en overdadige decoratie (fresco's, trompe l'oeil).
* **Beeldend systeem:** Versterking van het uitzicht door perspectief. Villa Rotonda met meerdere symmetrieassen en een centrale koepel (oorspronkelijk atrium), waarbij het interieur overeenstemt met het exterieur. Het tempelvormige front was puur ornament.
#### 3.2.4 Barok
* **Overdaad en drama:** Barok staat voor overdadigheid, met muurschilderingen en fresco's die doorlopen.
* **Versailles (Le Notre):** Een voorbeeld van de transformatie van woningbouw naar landschapsontwerp. De focus lag op persoonlijke winst en de jacht, en de kunst werd dichter bij de bevolking gebracht, met een heropleving van religieuze thema's (contra-reformatie).
* **Instrumenten: Vista's en Patte d'Oie:** Grote zichtassen (vista's) en ganzenpootvormige structuren (patte d'oie) manipuleerden het perspectief om het landschap in geometrische patronen te sturen.
* **Grid en knooppunten:** Het grid-principe van Milete werd toegepast met knooppunten die pleinen vormden.
* **Geometrie en formele enscenering:** Alles was geometrisch, bijna als een speelplan. De hoofd-as strekte zich uit tot de horizon, met variërende padbreedtes om een gevoel van oneindigheid te creëren.
* **Verschillen met Renaissance:** De symmetrie werd complexer met meer assen. De Renaissance was meer gesloten, terwijl de Barok explosief was, met diepe assen die het landschap in doken en een middelpunt van de wereld toonden.
#### 3.2.5 Romantiek
* **Het picturale en de Engelse tuin:** De focus verschoof naar het picturale, geïnspireerd door schilderijen uit de 17e eeuw.
* **Individu en verleden:** Het individu zocht inspiratie in de natuur en cultuur van het verleden, met een hernieuwde aandacht voor natuur en een minder wetenschappelijke rationaliteit.
* **Sublieme ruimtes en compositie:** Het doel was het creëren van sublieme, immense ruimtes. Composities werden zorgvuldig gepland om de 'perfecte' plek te creëren.
* **Stourhead (Henry Hoare):** Kenmerkt zich door authentieke gebouwen die naar de oudheid verwijzen, geplaatst in de natuur zonder centrale focus. De natuur is dominant en stuurt de compositie.
* **Route als verhaaldrager:** Organische paden sturen de bezoeker onbewust, creëren een vooraf bepaalde route voor de 'perfecte' blik op de natuur, met hints uit het verleden. Dit is een **beeldend systeem**.
#### 3.2.6 Art Nouveau
* **Eeuwwisseling en industriële revolutie:** Grote verschuivingen in Europa door de industriële revolutie, de ontwikkeling van staal, gietijzer en gewapend beton.
* **Constructieve oprechtheid:** Principes als 'constructie is de essentie van het gebouw' (Viollet-Le-Duc) kwamen naar voren, waarbij stijl volgde uit materialen en vorm uit constructie.
* **Veranderende assen en ruimtes:** De symmetrische en hoekige gebouwen maakten plaats voor meer dynamische plannen met ruimtes tussen kamers. De beleving werd anders; er ontstond een centrale ruimte met daaromheen de andere kamers, wat leidde tot overgangsruimtes en keuzevrijheid voor de gebruiker.
* **Natuurlijke vormgeving en totaalkunst:** Gietijzer en staal werden gebruikt in natuurlijke vormgeving, met veel glas-in-lood en een streven naar totaalkunst.
* **Louis Sullivan: Form follows function:** Dit principe, de grondlegger van het functionalisme, stelt dat de vorm van een gebouw uit de functie moet voortvloeien.
#### 3.2.7 Moderne Architectuur: Functionalisten en Raumplan
* **Adolf Loos en het Raumplan:**
* **Principe:** Ontworpen vanuit de menselijke beweging, waarbij verschillende ruimtes (blokjes) samengevoegd worden. Het gebouw moet ten dienste staan van de functie.
* **3D-ontwerp:** Geen 2D-figuren, maar 3D-ruimtes met verschillende plafondhoogtes voor specifieke doelen. Vakmanschap was het enige ornament.
* **Woning Lily en Hugu Steiner, Woning Moller:** Weerspiegelen de ontwikkeling van het Raumplan, met nadruk op de enscenering van activiteiten en de bewoner als acteur. De gevels kunnen klassieke ordeningsprincipes volgen, maar het interieur kenmerkt zich door asymmetrie en vrije compositie.
* **Gebouw Goldman & Salatsch:** Een 'monster' met eenvoudige gevels, kostbaar marmer voor zakelijke delen, en glad bepleisterde woonlagen. Japanse invloeden zoals texturen en hoogteverschillen zijn aanwezig.
* **Le Corbusier:**
* **Vijf punten voor een nieuwe architectuur:** Kolommen, dakterras, vrije plattegrond (plan libre), bandraam en vrije gevel, mogelijk gemaakt door skeletbouw (gewapend beton).
* **Plan libre en Promenade Architecturale:** Een vrij open plan door de skeletbouw. De 'promenade architecturale' stuurt de bewoner met een bewuste tocht door het huis, waarbij circulatie een woonbeleving wordt.
* **Villa Savoye:** Voorbeeld van een vrije inrichting en promenade architecturale. De kamers zijn rondom de centrale promenade geschikt. Het dak wordt geactiveerd als dakterras. Er is geen geborgd gevoel zoals bij Loos; het is functioneel en open.
* **De Modulor:** Een maatstelsel gebaseerd op de menselijke maat, gebruikt als basis voor de Unité d'Habitation.
* **Gerrit Rietveld en de onbegrensde ruimte:**
* **Neoplastische grondplannen:** Een verschuiving van kubistische, gesloten kubussen naar open, gearticuleerde elementen in de ruimte.
* **Universele vormgeving:** Streven naar eenheid en 'level-kunst'. De bewoner wordt aangemoedigd de woning te activeren naar eigen zin, met nadruk op ruimtelijke en geometrische vormen. Lijkt op de improvisatie in jazzmuziek.
* **Orthogonaal stelsel:** Ontwerpen op een grid, met elementaire composities en middelpuntvliedende krachten.
#### 3.2.8 Deconstructivisme en Postmodernisme
* **Deconstructivisme (Zaha Hadid, Bernard Tschumi):**
* **Contrasteren en volumetrische constellatie:** Dynamische, niet-hiërarchische composities die bestaande structuren bevragen.
* **Zaha Hadid, Havenhuis Antwerpen:** Een volumetrische constellatie die een dynamisch balkvormig volume optilt boven de voormalige brandweerkazerne, een interpretatie van het neoplastisch denken.
* **Bernard Tschumi, Parc de la Villette:** Gebruik van een punt-raster, met dynamische, kriskras snijdende lijnen over grote open vlakken.
* **Ordening in lagen:** Elke laag heeft een eigen functie of kan verschillende functies dragen, wat resulteert in gefragmenteerde, op elkaar liggende ruimtes waar de bezoeker zelf kan ontdekken.
* **Postmodernisme:**
* **Eclectisch en gelaagd denken:** Het combineren van aspecten van verschillende periodes en stijlen. Ontwerpopgaven worden complexer door mondiale problemen en vagere programma's.
* **Onbepaalde en onvoorspelbare wereld:** Architectuur biedt structuren die mensen zelf kunnen invullen.
* **Aldo Van Eyck: Betekenis en scenario's:** Focus op de diepere betekenis in dagelijkse activiteiten en rituelen. Hij ontwerpt 'aanleidingen' voor ruimtes, universeel toepasbaar voor verschillende scenario's. Tegen de eendimensionale functionalisme en functiescheiding.
* **Speeltuinen:** Geen vaste elementen zoals glijbanen, maar ontworpen 'speelaanleidingen' die de mogelijke activiteiten van kinderen faciliteren, gebaseerd op hun behoeftes.
* **Niet-hiërarchische composities:** Mengeling van verschillende ordeningsprincipes en lagen.
### 3.3 Conceptuele benaderingen van context en compositie
#### 3.3.1 Integreren, contrasteren en laveren met de context
* **Integreren:** Luisteren naar het landschap en abstracte elementen ervan opnemen in het ontwerp.
* **Contrasteren:** Bewust verschil creëren met het landschap door moderne lijnen en structuren die het landschap complimenteren zonder te imiteren.
* **Laveren:** Balans vinden tussen contextuele roots en creatieve interventie, wat zowel passend als vernieuwend is.
#### 3.3.2 Ruimtesystemen, materiaalsystemen en beeldsystemen
Deze systemen worden door de geschiedenis heen toegepast en getransformeerd:
* **Ruimtesysteem:** De manier waarop de interne ruimtes van een gebouw zijn georganiseerd en met elkaar verbonden (bv. enfilade, plan libre, Raumplan).
* **Materiaalsysteem:** De keuze en toepassing van materialen, en hoe deze de constructie, vorm en betekenis van het gebouw beïnvloeden.
* **Beeldsysteem:** Hoe het gebouw wordt waargenomen, vaak door middel van perspectief, compositie, decoratie of de interactie met de omgeving.
Deze systemen, in samenhang met proportiesystemen en ordeningsprincipes, vormen de kern van architectonisch ontwerp door de eeuwen heen.
* * *
## Veelgemaakte fouten om te vermijden
* Bestudeer alle onderwerpen grondig voor examens
* Let op formules en belangrijke definities
* Oefen met de voorbeelden in elke sectie
* Memoriseer niet zonder de onderliggende concepten te begrijpen
Glossary
| Term | Definition |
|------|------------|
| Ontwerpmethodiek | De methode of aanpak die gebruikt wordt bij het ontwerpproces, gericht op het herkennen, begrijpen, toepassen en internaliseren van ontwerpprincipes en werkwijzen. Het gaat over hoe een ontwerp wordt aangepakt, niet zozeer over de inhoud ervan. |
| Contextanalyse | Het proces van het grondig bestuderen en begrijpen van alle omgevingsfactoren die invloed hebben op een ontwerp, zoals klimatologische, politieke, sociale, culturele, architecturale en landschappelijke aspecten, evenals beschikbare materialen en grondgesteldheid. |
| Culturele relevantie | De mate waarin een ontwerp aansluit bij en resoneert met de culturele achtergrond, tradities, waarden en leefwereld van de beoogde gebruikers of de omgeving waarin het ontwerp wordt geplaatst. |
| Ontwerpproces | De reeks stappen en overwegingen die een ontwerper doorloopt, van de initiële analyse en conceptvorming tot de uiteindelijke realisatie van het ontwerp. Dit proces is vaak niet-lineair en kent iteratieve aanpassingen. |
| Concept | De centrale filosofie of het leidende idee achter een ontwerp, gevormd door een combinatie van intuïtie en kennis. Het concept stuurt de vormgeving en de betekenis van het uiteindelijke ontwerp. |
| Morfologisch concept | Een concept dat zich richt op de vorm van een ontwerp, vaak gebruikmakend van metaforen of abstracte structuren om een idee te visualiseren, zoals de vorm van een dienblad of de gelaagdheid van een ui. |
| Temporeel concept | Een ontwerpbenadering die de tijdelijkheid, hergebruik of de specifieke tijdsgeest van een project benadrukt, zoals tijdelijke paviljoens of gebouwen die de historische context omarmen. |
| Stedenbouwkundig concept | De visie op hoe een gebouw of ontwerp integreert met de stedelijke omgeving, rekening houdend met stedelijke patronen, verkeersstromen, en de relatie tussen architectuur en de stad als geheel. |
| Sociaal concept | Een ontwerpbenadering die prioriteit geeft aan het psychisch welbevinden van de mens en de gemeenschap, waarbij de architectuur als een afbeelding van de gemeenschap fungeert en sociale interactie stimuleert. |
| Economisch concept | Een ontwerpstrategie die gericht is op kostenefficiëntie, duurzaamheid, onderhoudsgemak en multifunctioneel gebruik, vaak door middel van standaardisatie en flexibele constructies. |
| Constructief concept | Een benadering van ontwerp die zich richt op de duurzaamheid, veiligheid en het gewenste binnenklimaat van een gebouw, gebaseerd op principes van mechanica en fysica, met aandacht voor heldere opbouw en materiaalkeuze. |
| Esthetisch concept | Een ontwerpbenadering die zich richt op de schoonheid en betekenisvolle decoratie, waarbij materiaal- en vormkeuzes bijdragen aan de visuele aantrekkingskracht en de diepere boodschap van het gebouw versterken. |
| Proportiesysteem | Een stelsel gebaseerd op verhoudingen van maten dat wordt gebruikt om een harmonieus en evenwichtig geheel te creëren in een ontwerp, zoals de gulden snede of maatsystemen afgeleid van het menselijk lichaam. |
| Ordeningsprincipes | Systemen en methoden die worden toegepast om structuur en organisatie aan te brengen in een ontwerp, zoals rasters, symmetrieassen, of organische opbouw, met als doel duidelijkheid, functionaliteit en esthetische cohesie te bereiken. |
| Gulden snede | Een wiskundige verhouding (ongeveer 1.618) die vaak wordt beschouwd als esthetisch aangenaam en die voorkomt in natuurlijke fenomenen, kunst en architectuur, gebruikt om proporties te bepalen. |
| Vitruviaanse triade | Het klassieke architectuurprincipe dat een bouwwerk moet voldoen aan stevigheid (firmitas), schoonheid (venustas) en doelmatigheid (utilitas), zoals beschreven door Vitruvius. |
| Raumplan | Een ontwerpmethode, gepopulariseerd door Adolf Loos, waarbij ruimtes niet op een plattegrond worden ontworpen, maar vanuit de menselijke beweging en behoeften in 3D worden gecreëerd, met variërende plafondhoogtes en vrije composities. |
| Plan libre | Het principe van een vrije plattegrond, mogelijk gemaakt door skeletbouw, waardoor wanden niet langer dragend hoeven te zijn en de architect meer vrijheid heeft in de indeling van de ruimte, zoals toegepast door Le Corbusier. |
| Promenade architecturale | Een ontwerpelement, vaak geassocieerd met Le Corbusier, dat een bewuste, thematische route door een gebouw creëert, waardoor de circulatie zelf een beleving wordt en de ruimtes op een specifieke manier worden ervaren. |
| Deconstructivisme | Een architectuurstroming die zich kenmerkt door fragmentatie, onstabiele vormen, en een afwijzing van conventionele structuren en harmonie, vaak met een nadruk op het confronteren van de toeschouwer met onvoorspelbare ruimtelijke relaties. |
| Postmodernisme | Een architectuurstroming die eclectisch en gelaagd denkt, waarbij elementen uit verschillende historische periodes en stijlen worden gecombineerd. Het focust op het bieden van structuren die bewoners zelf kunnen invullen, in plaats van vooraf gedefinieerde functies. |
| Universaliteit van gebruik | Het concept, gepropageerd door Aldo Van Eyck, dat architectuur moet aansluiten bij de diepere, universele betekenis van dagelijkse menselijke activiteiten en rituelen, in plaats van zich te richten op specifieke functies. |